ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te ALKMAAR
Parketnummer : 14.010092/01
Datum uitspraak: 10 juli 2001.
OP TEGENSPRAAK
V E R K O R T V O N N I S van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Haarlem te Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2001.
Aan de verdachte is onder 1. ten laste gelegd, dat
A. hij op een of meer (verschillende) tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2000 tot en met 31 december 2000 in de gemeente(n) Bolsward en/of Wieringen en/of elders in Nederland, (telkens):
A1. door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) die [slachtoffer 1] geknuffeld en/of gekust en/of afgetrokken en/of zijn penis laten betasten door die [slachtoffer 1] en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] "gewassen" (met zijn, verdachtes, blote hand[en]).
Dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkheid bestond(en) uit de volgende in onderling verband en samenhang te beschouwen feiten en omstandigheden:
verdachte betrok die [slachtoffer 1] (waarvan verdachte wist dat hij helemaal weg was van kerkorgels) bij zijn werkzaamheden als kerkorgelstemmer en/of
nodigde die [slachtoffer 1] (vervolgens) uit voor een logeerpartij.
Tijdens deze logeerpartij mocht die [slachtoffer 1] hem, verdachte, helpen bij het stemmen van kerkorgels. Verdachte negeerde (vervolgens) meerdere signalen van die [slachtoffer 1] dat hij geen sex wilde met verdachte en ging telkens door/verder met de ontuchtige handelingen.
Aldus ontstond er een situatie waardoor die (jonge) [slachtoffer 1] gedwongen werd voornoemde ontucht te plegen of te dulden
en/of
A2. ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum]),
immers heeft hij verdachte (telkens) die [slachtoffer 1] geknuffeld en/of gekust en/of afgetrokken en/of zijn penis laten betasten door die [slachtoffer 1] en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] "gewassen" (met zijn, verdachtes, blote hand[en])
en/of:
A3. hij op een of meer (verschillende) tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2000 tot en met 31 december 2000 in de gemeente(n) Bolsward en/of Wieringen en/of elders in Nederland, (telkens):
door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding de minderjarige [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum]), wiens minderjarigheid verdachte kende of redelijkerwijs moest vermoeden, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen met hem te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden,
welke ontuchtige handelingen bestonden uit het (telkens) knuffelen en/of kussen en/of aftrekken van die [slachtoffer 1] en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] en/of het "wassen" van de schaamstreek van die [slachtoffer 1] (met zijn, verdachtes, blote hand[en])
en welke giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding bestonden uit de volgende in onderling verband en samenhang te beschouwen feiten en omstandigheden:
verdachte betrok die [slachtoffer 1] (waarvan verdachte wist dat hij helemaal weg was van kerkorgels) bij zijn werkzaamheden als kerkorgelstemmer en/of
nodigde die [slachtoffer 1] (vervolgens) uit voor een logeerpartij.
Tijdens deze logeerpartij mocht die [slachtoffer 1] hem, verdachte helpen bij het stemmen van kerkorgels.
Verdachte negeerde (vervolgens) meerdere signalen van die [slachtoffer 1] dat hij geen sex wilde met verdachte en ging telkens door met de ontuchtige handelingen.
Aan de verdachte is onder 2. ten laste gelegd, dat
A. hij op een of meer (verschillende) tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 juli 2000 tot en met 31 december 2000 in de gemeente(n) Bolsward en/of Wieringen en/of elders in Nederland, (telkens):
A1. door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) die [slachtoffer 2] geknuffeld en/of gekust en/of afgetrokken en/of zijn penis laten betasten door die [slachtoffer 2] en/of de penis en/of de billen van die [slachtoffer 2] betast.
Dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkheid bestond(en) uit de volgende in onderling verband en samenhang te beschouwen feiten en omstandigheden:
verdachte betrok die [slachtoffer 2] (waarvan verdachte wist dat hij helemaal weg was van kerkorgels) bij zijn werkzaamheden als kerkorgelstemmer en/of
nodigde die [slachtoffer 2] (vervolgens) uit voor (een) logeerpartij(en).
Tijdens deze logeerpartij(en) mocht die [slachtoffer 2] hem, verdachte, helpen bij het stemmen van kerkorgels.
Verdachte negeerde (vervolgens) meerdere signalen van die [slachtoffer 2] dat hij geen sex wilde met verdachte en ging telkens door met de ontuchtige handelingen.
Aldus ontstond er een situatie waardoor die (jonge) [slachtoffer 2] gedwongen werd voornoemde ontucht te plegen of te dulden
en/of
A2. ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]),
immers heeft hij verdachte (telkens) die [slachtoffer 2] geknuffeld en/of gekust en/of afgetrokken en/of zijn penis laten betasten door die [slachtoffer 2] en/of de penis en/of de billen van die [slachtoffer 2] betast;
B. hij op een of meer (verschillende) tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2000 tot en met 31 december 2000 in de gemeente(n) Bolsward en/of Wieringen en/of elders in Nederland, (telkens):
door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding de minderjarige [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]), wiens minderjarigheid verdachte kende of redelijkerwijs moest vermoeden, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen met hem te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, welke ontuchtige handelingen bestonden uit het (telkens) knuffelen en/of kussen en/of aftrekken van die [slachtoffer 2] en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] en/of het betasten van de penis en/of de billen van die [slachtoffer 2], en welke giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding bestonden uit de volgende in onderling verband en samenhang te beschouwen feiten en omstandigheden:
verdachte betrok die [slachtoffer 2] (waarvan verdachte wist dat hij helemaal weg was van kerkorgels) bij zijn werkzaamheden als kerkorgelstemmer en/of
nodigde die [slachtoffer 2] (vervolgens) uit voor (een) logeerpartij(en).
Tijdens deze logeerpartij(en) mocht die [slachtoffer 2] hem, verdachte, helpen bij het stemmen van kerkorgels.
Verdachte negeerde (vervolgens) meerdere signalen van die [slachtoffer 2] dat hij geen sex wilde met verdachte en ging telkens door met de ontuchtige handelingen.
Voorts heeft verdachte gebruik gemaakt van het onder invloed van alcoholhoudende drank zijn van die [slachtoffer 2] (die niet gewend was alcoholhoudende drank te nuttigen) waardoor die [slachtoffer 2] verminderd in staat was zijn wil te bepalen.
Aan de verdachte is onder 3. ten laste gelegd, dat hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 augustus 1990 tot en met 30 april 1992 te Schagerbrug, gemeente Zijpe en/of Texel en/of elders in het arrondissement Alkmaar, (telkens)
A. door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (telkens) [onder andere] ontuchtig betasten van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] en/of het aftrekken van die [slachtoffer 3] en/of het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit de volgende in onderling verband en samenhang te beschouwen feiten en omstandigheden:
Genoemde [slachtoffer 3] had orgelles bij verdachte. In de beslotenheid van de kerk en/of de woning van verdachte deed de verdachte het voorkomen alsof voornoemde seksuele handelingen volkomen normaal waren.
Verdachte had een zwaar overwicht op [slachtoffer 3].
Hij negeerde [slachtoffer 3]s signalen dat [slachtoffer 3] geen sex met verdachte wilde en heeft - toen [slachtoffer 3] zei dat hij niet wilde datverdachte hem zou masturberen, de kleren van [slachtoffer 3] hardhandig uitgetrokken en [slachtoffer 3] daarbij geknepen (in de armen en/of de zij).
en/of
B. met [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en/of welke [slachtoffer 3] toen een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het (telkens) [onder andere] ontuchtig betasten van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] en/of het aftrekken van die [slachtoffer 3] en/of het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3].
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1.A. ad A1., 2.A. ad A1. en 3.A. is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1.A. ad A2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 augustus 2000 tot en met 31 december 2000 in de gemeenten Bolsward en/of Wieringen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum]),
immers heeft hij verdachte telkens die [slachtoffer 1] geknuffeld en/of gekust en/of afgetrokken en/of zijn penis laten betasten door die [slachtoffer 1] en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] gewassen met zijn, verdachtes, blote handen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1.B. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 31 december 2000 in de gemeenten Bolsward en/of Wieringen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht de minderjarige [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum]), wiens minderjarigheid verdachte kende, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem te dulden,
welke ontuchtige handelingen bestonden uit het telkens knuffelen en/of kussen en/of aftrekken van die [slachtoffer 1] en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] en/of het wassen van de schaamstreek van die [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, blote handen
en
welk misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bestond uit de volgende in onderling verband en samenhang te beschouwen feiten en omstandigheden:
verdachte betrok die [slachtoffer 1] (waarvan verdachte wist dat hij helemaal weg was van kerkorgels) bij zijn werkzaamheden als kerkorgelstemmer en nodigde die [slachtoffer 1] vervolgens uit voor een logeerpartij.
Tijdens deze logeerpartij mocht die [slachtoffer 1] hem, verdachte helpen bij het stemmen van kerkorgels.
Verdachte negeerde vervolgens meerdere signalen van die [slachtoffer 1] dat hij geen sex wilde met verdachte en ging telkens door met de ontuchtige handelingen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2.A. ad A2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 juli 2000 tot en met 31 december 2000 in de gemeenten Bolsward en/of Wieringen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]),
immers heeft hij verdachte telkens die [slachtoffer 2] geknuffeld en/of gekust en/of afgetrokken en/of zijn penis laten betasten door die [slachtoffer 2] en/of de penis en/of de billen van die [slachtoffer 2] betast.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2.B. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 31 december 2000 in de gemeenten Bolsward en/of Wieringen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht de minderjarige [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]), wiens minderjarigheid verdachte kende, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem te dulden,
welke ontuchtige handelingen bestonden uit het telkens knuffelen en/of kussen en/of aftrekken van die [slachtoffer 2] en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] en/of het betasten van de penis en/of de billen van die [slachtoffer 2],
en
welk misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bestond uit de volgende in onderling verband en samenhang te beschouwen feiten en omstandigheden:
verdachte betrok die [slachtoffer 2] (waarvan verdachte wist dat hij helemaal weg was van kerkorgels) bij zijn werkzaamheden als kerkorgelstemmer en
nodigde die [slachtoffer 2] vervolgens uit voor een logeerpartij.
Tijdens deze logeerpartij mocht die [slachtoffer 2] hem, verdachte, helpen bij het stemmen van kerkorgels.
Verdachte negeerde vervolgens meerdere signalen van die [slachtoffer 2] dat hij geen sex wilde met verdachte en ging telkens door met de ontuchtige handelingen.
Voorts heeft verdachte gebruik gemaakt van het onder invloed van alcoholhoudende drank zijn van die [slachtoffer 2] (die niet gewend was alcoholhoudende drank te nuttigen) waardoor die [slachtoffer 2] verminderd in staat was zijn wil te bepalen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3.B. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 augustus 1990 tot en met 30 november 1991 te Schagerbrug, gemeente Zijpe en/of Texel met [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en welke [slachtoffer 3] toen een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het telkens ontuchtig betasten van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] en/of het aftrekken van die [slachtoffer 3] en/of het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3].
Hetgeen onder 1.A. ad A2., 1.B., 2.A. ad A2., 2.B. en 3.B. meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5 STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde onder 1.A. ad A2. levert op:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het bewezenverklaarde onder 1.B. levert op:
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een minderjarige, wiens minderjarigheid hij kent, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
Het bewezenverklaarde onder 2.A. ad A2. levert op:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het bewezenverklaarde onder 2.B. levert op:
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een minderjarige, wiens minderjarigheid hij kent, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
Het bewezenverklaarde onder 3.B. levert op:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
6 STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7 MOTIVERING VAN DE HOOFDSTRAF
De rechtbank heeft de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan sexuele handelingen met minderjarige jongens van 16 en 17 jaar oud. Verdachte, van beroep orgelstemmer, wist dat de jongens contact met hem wensten te houden in verband met hun voorliefde voor orgels.
Deze contacten heeft de verdachte aangegrepen om tijdens logeerpartijen sexuele handelingen met die jongens te plegen en te blijven plegen ook nadat zij te kennen hadden gegeven daarvan niet gediend te zijn.
Voorts heeft de verdachte gedurende een lange periode met een 14-jarige jongen, die van hem orgelles kreeg, ontuchtige handelingen gepleegd.
Door zijn handelen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers.
De verdachte heeft op geen enkele wijze blijk gegeven van enig inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen. Hij heeft daarentegen te kennen gegeven dat hetgeen hij deed toelaatbaar was en dat zijn slachtoffers het zeer prettig vonden.
Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote blijvende psychische schade aanrichten bij de slachtoffers.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 22 maart 2001, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van zedendelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- de over de verdachte uitgebrachte rapportage.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, op haar plaats is.
Bij de bepaling van de duur en de vorm van die vrijheidsstraf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de verdachte er blijk van gegeven, dat hem door eerdere veroordelingen terzake van zedendelicten duidelijk is geworden welk sexueel getint handelen ontoelaatbaar is. De verdachte heeft om hem moverende redenen niet willen meewerken aan de psychologische en/of psychiatrische rapportage. Een plan van aanpak om herhaling in de toekomst te voorkomen strandt op de geringe motivatie van de verdachte.
De rechtbank zal derhalve een gedeeltelijk voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen en ziet echter enkel in de omstandigheid dat de verdachte van enkele gedeelten van de ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken grond de vrijheidsstraf te matigen.
8 MOTIVERING VAN DE BIJKOMENDE STRAF
De verdachte heeft de onder 1.A. ad A2., 1.B., 2.A. ad A2. en 2.B. bewezenverklaarde feiten gepleegd met jongens, die met hem in contact zijn gekomen uit belangstelling voor en tijdens de uitoefening van zijn beroep. Blijkens het zich bij de stukken bevindend afschrift van het vonnis van deze rechtbank en kamer van 30 januari 1996 geschiedde ook toen het bewezenverklaarde feit met een jongen die hem behulpzaam was bij de uitoefening van zijn beroep.
De rechtbank is op grond van deze omstandigheden van oordeel dat het voortzetten door de verdachte van zijn beroep als orgelstemmer en orgelleraar een onaanvaardbaar gevaar voor de samenleving oplevert. De rechtbank acht, mede gelet op verdachtes proceshouding zoals hierboven genoemd, de op te leggen gevangenisstraf onvoldoende toereikend om de verdachte - na hervatting van zijn werkzaamheden als orgelstemmer en orgelleraar - ervan te weerhouden wederom feiten te plegen als die welke thans bewezen zijn verklaard. De rechtbank zal de verdachte om die reden ontzetten van het recht zijn beroep als orgelstemmer en orgelleraar uit te oefenen, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
Ter terechtzitting is verschenen een persoon, genaamd mr. G. van der Kwaak-Knol, advocaat te Den Helder, die heeft verklaard zich in het geding over de strafzaak te voegen namens de benadeelde partij
- [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], [adres], in verband met een vordering tot vergoeding van ( 1.220,= wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
- [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], [adres], in verband met een vordering tot vergoeding van ( 1.147,50 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vorderingen van de benadeelde partijen van zodanig eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING respectievelijk onder 1.A. ad A2. en 1.B. ([slachtoffer 1]) en 2.A. ad A2. en 2.B. ([slachtoffer 2]) bewezenverklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade hebben geleden tot de gevorderde bedragen kunnen de vorderingen worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
10 SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1.A. ad A2. en 1.B. ([slachtoffer 1]) en 2.A. ad A2. en 2.B. ([slachtoffer 2]) bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden.
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de op te leggen verplichtingen niet op.
11 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 248a, 248ter(oud), 249, 249(oud) van het Wetboek van Strafrecht.
12.1 Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1.A. ad A1., 2.A. ad A1. en 3.A. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
12.2 Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
12.3 Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
12.4 Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
12.5 Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ACHTTIEN MAANDEN.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot ZES MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
12.6 Ontzet de verdachte van het recht zijn beroep als orgelstemmer en orgelleraar uit te oefenen voor de duur van VIER JAREN.
12.7 Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van ( 1.220,= (eenduizend tweehonderd en twintig gulden) aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], [adres], als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op ( 125,=.
12.8 Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van ( 1.147,50, (eenduizend eenhonderd zevenenveertig gulden en vijftig cent) aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], [adres], als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op ( 1.020,=.
12.9 Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van ( 1.220,= (eenduizend tweehonderd en twintig gulden), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
12.10 Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van ( 1.147,50, (eenduizend eenhonderd zevenenveertig gulden en vijftig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.C. de Wit, voorzitter, mr. A.M. van Woensel en mr. C. van Boven, rechters,
in tegenwoordigheid van J.S.J. Boekel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 JULI 2001.