ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te ALKMAAR
Parketnummer : 14010016/00
Datum uitspraak: 04 oktober 2000.
OP TEGENSPRAAK
V O N N I S van de Arron-dissementsrechtbank te Alk-maar, Meer-voudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
****
geboren te *** op ***,
wonende te ***,
thans gedetineerd in ***.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2000.
Aan de verdachte is tenlastegelegd, dat
zij op of omstreeks 07 januari 2000 te Wijdenes, gemeente Venhuizen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade *** van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, toen die *** zich in een met water en badolie gevulde badkuip bevond, een of meer keren een elektrische ventilatorkachel, welke zij, verdachte, op het elktriciteitsnet had aangesloten en had aangezet, in die badkuip heeft gegooid en/of geworpen en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 07 januari 2000 te Wijdenes, gemeente Venhuizen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk *** van het leven te bero-ven, met dat opzet, toen die *** zich in een met water en badolie gevulde badkuip bevond, een of meer keren een elektrische ventilatorkachel, welke zij, verdachte, op het elektriciteitsnet had aangesloten en had aangezet, in die badkuip heeft gegooid en/of geworpen en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 07 januari 2000 te Wijdenes, gemeente Venhuizen, aan een persoon (te weten ***), opzette-lijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, toen die *** zich in een met water en badolie gevulde badkuip bevond, een of meer keren een elektrische ventilatorkachel, welke zij, verdachte, op het elektriciteitsnet had aangeslo-ten en had aangezet, in die badkuip te gooien en/of te werpen en/of te duwen;
meest subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 07 januari 2000 te Wijdenes, gemeente Venhuizen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd ***, opzette-lijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, toen die *** zich in een met water en badolie gevulde badkuip bevond, een of meer keren een elektrische ventilatorkachel, welke zij, verdachte, op het elektriciteitsnet had aangeslo-ten en had aangezet, in die badkuip heeft gegooid en/of geworpen en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorge-no-men misdrijf niet is voltooid.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de ver-dachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
zij op 7 januari 2000 te Wijdenes, gemeente Venhuizen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade *** van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, toen die *** zich in een met water en badolie gevulde badkuip bevond, een elektrische ventilatorkachel, welke zij, verdachte, op het elektriciteitsnet had aangesloten en had aangezet, in die badkuip heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewe-zenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
n De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 september 2000 afgelegd, voorzover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik heb een kop thee naar de badkamer gebracht en deze bij *** neergezet. Ik voelde me vernederd en ben de badkamer uitgelopen. Ik ben toen rustig naar de garage gelopen. In de garage zag ik het elektrische kacheltje. Ik wilde iets doen met dat kacheltje. Ik wilde het kacheltje op de rand van het bad hebben. In de garage realiseerde ik mij dat het snoer van het kacheltje te kort was om het bij het bad te kunnen krijgen. Ik zag in de garage twee haspels liggen, waarvan een haspel met een afgerold verlengsnoer. Ik heb deze haspel gepakt en de stekker van het kacheltje in het stopcontact van de haspel gestoken. Met de haspel en het kacheltje ben ik naar de woonkamer gelopen. Daar heb ik de stekker van de haspel in het stopcontact gestopt. Ik heb gewacht met het aanzetten van het kacheltje, totdat ik in de
badkamer was, omdat *** het anders zou horen. *** mocht niet weten wat ik aan het doen was. In de badkamer zette ik het kacheltje neer op de rand van het bad, aan het voeteneinde. Ik bukte om de haspel op de grond te leggen en gaf daarbij een tikje tegen het kacheltje waardoor dit in het bad viel. Ik zag dat *** onder water verdween en spartelde. Toen zij weer boven water kwam, begon zij te gillen.
Toen *** uit bad was gekomen liep zij meteen naar de telefoon in de woonkamer. Ik zag dat ze geen verbinding kon krijgen. Zelf heb ik ook nog geprobeerd te bellen, maar ook dat lukte niet.
n De verklaring van de getuige-deskundige Johannes Jacobus van Koeverden Brouwer, Inspecteur van de Arbeidsinspectie regio Noordwest, in zijn functie van Specialist Electrotechnische Veiligheid, ter te-rechtzitting van 20 september 2000 afgelegd, voorzover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik blijf bij de conclusies van mijn rapport van bevindingen van 23 februari 2000 waarin ik het volgende stel:
Nadat de ventilatorkachel in het bad is terechtgekomen ging er een direct en dodelijk stroompad lopen van de kachel door het badwater heen via de douchekop en de armering van de slang naar de kraan en vervolgens naar de aarde, waarbij de persoon in het ligbad zich tevens in dit stroompad bevond.
Ik ga ervan uit dat, wanneer een dergelijk
stroompad niet wordt onderbroken, dit leidt tot de
dood van degene die zich in dit pad bevindt.
Ik heb niet meegemaakt dat er geen dodelijke afloop
was in het geval dat er geen stroomonderbreking was opgetreden. Dat in dit geval het slachtoffer is blijven leven en uit bad heeft kunnen komen, is te danken aan het feit dat de hartstreek relatief is ontzien en de stroom binnen zeer korte tijd is weggevallen. Naar mijn mening is een elektrisch kacheltje dat in werking is en in water ligt, dodelijk voor degene die zich in dat water bevindt, tenzij de stroom na zeer korte tijd wordt onderbroken.
Ten aanzien van de zekering of schroefautomaat wil ik het volgende verklaren:
Een elektromechanisch element reageert snel op een plotselinge stroomtoename. In dit geval was de elektriciteitsgroep, waartoe de wandcontactdoos behoorde waarop het kacheltje was aangesloten al zwaar belast. Door het in werking zijnde kacheltje in het bad werd de belasting van deze groep met 4 Ampère verhoogd en kwam daardoor boven de maximale belastbaarheid van de zekering (16 Ampère). Dit kan de reden zijn voor de onderbreking van de stroom.
De verklaring van de getuige-deskundige Wilhelmus Adrianus van Duyl, hoofddocent Medische Technologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, ter te-rechtzitting van 20 september 2000 afgelegd, voorzover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
In beginsel moet ervan worden uitgegaan dat het duwen van een in werking zijnde elektrische kachel in een bad met water, waarin zich een persoon bevindt, een buitengewoon riskante onderneming is. Achteraf valt wel te beredeneren waarom de afloop in dit geval niet fataal is geweest. Zo kan de beperkte stroomdichtheid in de buurt van de hartstreek een rol hebben gespeeld.
De verklaring van de getuige-deskundige Joseph Hubert Leon Marie Lelieveld, wetenschappelijk medewerker bij het Nederlands Forensisch Instituut ter te-rechtzitting van 20 september 2000 afgelegd, voorzover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Stroom in badwater is gevaarlijk en het is bekend dat dit de dood tot gevolg kan hebben. Hoe dichter de stroom bij het hart komt en hoe langer de situatie duurt, hoe groter de kans op een dodelijke afloop.
n Het proces-verbaal met nummer PL *** van 9 januari 2000 (doorgenummerde pp. 33-38), in de wet-telij-ke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opspo-ringsambte-naren Christiaan Johannes Out en Evert Britstra.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als op genoemde datum tegen-over verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van ***:
Wij hebben de badkamer verbouwd. Omdat het tijdens de verbouwing koud was, maakten we gebruik van een ventilatorkacheltje. Wij zetten dit kacheltje altijd op de grond in de badkamer en maakten dan altijd gebruik van het stopcontact naast de wastafel. Nadat de radiator in de badkamer was geplaatst heb ik het kacheltje opgeborgen in de garage.
Op 7 januari 2000 kwam ik thuis aan de *** in ***. Ik ben toen in bad gegaan. *** zette een kop thee op de rand van het bad en ging vervolgens de badkamer uit. Even later hoorde ik een schurend geluid dat ik herkende als het geluid van de haspel. Meteen daarop kwam *** de badkamer binnen. Ik zag dat ze het ventilatorkacheltje in de hand had en al lopende de haspel voortduwde. Ik zag dat ze het kacheltje op de rand van het bad plaatste. Vervolgens zag ik dat ze met haar hand het kacheltje het water induwde. Ik wist dat kacheltje met mijn voeten op te vangen, maar voelde al een behoorlijke schok. Ik voelde dat mijn spieren vanaf mijn voeten naar boven begonnen te spannen. Ik kon helemaal niets meer doen. Ik bemerkte op een gegeven moment dat de stroom er kennelijk af was, want toen kon ik pas uit bad komen. Vervolgens ben ik de woonkamer ingegaan. Ik struikelde toen over het snoer van de haspel. Dat snoer liep iets omhoog naar het stopcontact. Ik ben ervan overtuigd dat de stekker van de haspel nog steeds in het stopcontact zat. In datzelfde stopcontact zit ook de stekker van de telefoon. Wij hebben een draadloze telefoon met een basisstation. Dit basisstation werkt op het lichtnet. Ik pakte de telefoon en wilde 112 gaan bellen. Ik zag dat het lampje van de telefoon begon te branden, maar ik kreeg geen zoemtoon.
Het proces-verbaal met nummer PL *** van 17 januari 2000 (doorgenummerde pp. 39-48), in de wet-telij-ke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opspo-ringsambte-naren Christiaan Johannes Out en Pieter Marius van den Ham.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als op genoemde datum tegen-over verbalisanten voornoemd afgelegde verkla-ring van ***:
Toen *** het kacheltje had geplaatst zag ik dat ze de knoppen van het kacheltje aanzette. Meteen daarop voelde ik warme lucht langs me gaan.
*** deed geen poging om mij te helpen, terwijl ze heel gemakkelijk de stekker uit de haspel had kunnen halen.
n Een geneeskundige verkla-ring van de internist W. Samson, geda-teerd 12 januari 2000.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zake-lijk weergegeven, als verklaring van voornoemde arts:
Bij uitgebreid laboratoriumonderzoek is geconstateerd dat er gestoorde enzymwaarden bij patiënte *** aanwezig waren. Waarschijnlijk heeft patiënte zeer excessieve spiercontracties gehad met spierbeschadiging en spierverval waarbij spierenzymen zijn vrijgekomen. Begrijpelijk had patiënte nogal wat spierpijnen van de kuiten.
n Een geschrift, te weten een op ambtseed opgemaakt rapport van de Arbeidsinspectie regio Noordwest gedateerd 23 februari 2000, opge-maakt door Johannes Jacobus van Koeverden Brouwer, Inspecteur van de Arbeidsinspectie regio Noordwest, in zijn functie van Specialist Electrotechnische Veiligheid.
Dit geschrift houdt in, voorzover van belang en zake-lijk weergegeven, als verkla-ring van voornoemde deskun-di-ge:
Een telefoonaansluiting van de huiscentrale is naar de woonkamer doorgetrokken en daarop was een draadloos telefoonapparaat aangesloten, bestaande uit het basisstation, een vaste zend/ontvanger en een handset. De elektrische energie voor deze draadloze telefoon wordt betrokken uit dezelfde wandcontactdoos als waarop de ventilatorkachel was aangesloten. Door onderzoek is aangetoond dat het spanningsloos worden van de wandcontactdoos in de woonkamer, het zend- en ontvanggedeelte van het basisstation van de draadloze telefoon buiten werking stelt en dat daarmee het telefoneren via dit toestel onmogelijk wordt.
Van de zijde van verdachte is aangevoerd dat zij niet heeft gehandeld met voorbedachte raad, nu er bij haar geen sprake was van kalm beraad en rustig overleg, maar haar gedrag zodanig onder invloed van haar emoties stond, dat het ervoor moet worden gehouden dat verdachte handelde in een opwelling.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in de rubriek BEWIJSMIDDELEN, houdt in dat verdachte een reeks van specifieke handelingen heeft verricht in een zeer specifieke volgorde, waardoor uiteindelijk het kacheltje in het badwater is beland. Mede gelet op de omstandigheid dat verdachte - naar eigen zeggen - rustig heeft gehandeld, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat zij de haar tenlastegelegde handelingen en gedragingen met voorbedachten rade heeft verricht en niet slechts in een opwelling tot die handelingen en gedragingen is overgegaan.
Voorts is van de zijde van verdachte betoogd dat er bij verdachte geen opzet aanwezig is geweest op de dood van het slachtoffer. Ter ondersteuning van deze stelling is aangevoerd dat verdachte slechts een einde aan een situatie wilde maken, die zij als vernederend ervoer, maar niet de bedoeling heeft gehad het slachtoffer van het leven te beroven.
Ook dit verweer kan niet slagen. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte het slachtoffer willens en wetens heeft blootgesteld aan elektrocutie en aldus aan de aanmerkelijke kans dat deze zou leiden tot de dood van het slachtoffer. Het is immers - zoals ook door de ter terechtzitting gehoorde deskundigen is verklaard - een feit van algemene bekendheid dat het risico van fatale gevolgen voor een zich in water bevindende persoon zeer groot is, wanneer in dat water een werkend elektrisch apparaat terechtkomt. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat de opzet van verdachte, in voorwaardelijke vorm, gericht was op het van het leven beroven van ***.
Namens verdachte is verder aangevoerd dat zij heeft gehandeld vanuit een hevige gemoedsbeweging en dat zij - naar haar eigen zeggen - verkeerde in een gedepersonaliseerde toestand, zodat van voorbedachte raad c.q. opzet bij haar geen sprake kon zijn. De rechtbank overweegt hieromtrent dat slechts als het verdachte aan ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken, kan worden aangenomen dat haar opzet niet gericht was op de dood van ***. Dit is echter in casu niet aannemelijk geworden.
6 STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Van de zijde van verdachte is aangevoerd dat het door haar gebruikte middel ondeugdelijk was, waardoor er geen sprake
kan zijn van een strafbare poging in de zin van artikel 45 Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het algemeen worden gesteld dat het duwen van een in werking zijnde elektrische kachel in een met water gevuld bad het overlijden kan bewerkstelligen van de persoon die zich in dat bad bevindt. Dat dit gevolg in het onderhavige geval niet is opgetreden, is - zo stellen ook de ter terechtzitting gehoorde deskundigen - te danken aan een voor het slachtoffer gelukkige samenloop van omstandigheden. Dit betekent dat er door verdachte mogelijk gebruik gemaakt is van een relatief ondeugdelijk middel om het slachtoffer van het leven te beroven. Gebruikmaking van een relatief ondeugdelijk middel staat de strafbaarheid van de poging niet in de weg.
Tenslotte is van de kant van verdachte betoogd dat zij de stekker uit de wandcontactdoos in de woonkamer heeft getrokken, dat daardoor de stroom uit het badwater waarin *** zich bevond is weggevallen en dat daarmee het overlijden van *** is voorkomen door omstandigheden van de wil van verdachte afhankelijk. Verdachte doet hiermee een beroep op artikel 46b Wetboek van Strafrecht in die zin dat door haar vrijwillige terugtreden geen sprake kan zijn van een strafbare poging.
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat verdachte vrijwillig terug is getreden in de zin van artikel 46b Wetboek van Strafrecht en betrekt in haar overwegingen het volgende:
Om de stroom in het bad te onderbreken, had het voor de hand gelegen om eenvoudigweg de stekker van de kachel uit de - naast het bad gelegen - haspel te trekken. De verklaring van verdachte ter terechtzitting houdt in dat de gedachte aan deze mogelijkheid niet bij haar is opgekomen.
Blijkens haar verklaring is *** ervan overtuigd dat de stekker van de haspel nog in de wandcontactdoos in de woonkamer stak nadat zij uit het bad was gekomen en naar de woonkamer was gegaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij vanuit de badkamer in eerste instantie naar de meterkast gelopen is om de stroomtoevoer naar het kacheltje (en daarmee naar het bad waarin het slachtoffer zich bevond) te onderbreken. Desondanks heeft verdachte niet, zoals voor de hand zou liggen, alle in de meterkast aanwezige zekeringen uitgeschakeld, maar is zij daar weer vandaan
gelopen omdat zij niet zou hebben geweten welke zekering uitgeschakeld moest worden om de stroomtoevoer te onderbreken.
Verdachte en *** hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat het hen geen van beiden lukte om te bellen met de telefoon, waarvan de elektrische aansluiting in de wandcontactdoos zat waarin ook de stekker van de haspel was gestoken. Uit de eerder aangehaalde rapportage van Johannes Jacobus van Koeverden Brouwer, Inspecteur van de Arbeidsinspectie, blijkt dat het niet functioneren van de telefoon naar alle waarschijnlijkheid te wijten was aan een onderbreking van de stroomtoevoer naar de wandcontactdoos waarop telefoon en haspel waren aangesloten.
De rechtbank acht op grond van het hier overwogene niet aannemelijk geworden dat *** de elektrocutie heeft overleefd tengevolge van omstandigheden, die van de wil van verdachte afhankelijk zijn geweest.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenver-klaarde uitsluit, zodat dit straf-baar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
7 STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de straf-baarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8 MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de per
soon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte had ten tijde van het gepleegde feit ernstige relationele problemen met haar toenmalige levenspartner, het latere slachtoffer. Verdachte ervoer de wijze waarop haar partner haar, verdachte, in deze periode behandelde als vernederend. Zij heeft toen gepoogd haar partner te vermoorden door elektrocutie, terwijl laatstgenoemde in bad lag. Dat dit voor het slachtoffer geen fatale afloop heeft gehad is niet aan verdachte te danken geweest. Een dergelijk misdrijf tegen het menselijk leven gericht moet als zeer traumatiserend voor het slachtoffer worden beschouwd en als buitengewoon schokkend voor de rechtsorde. De rechtbank acht daarom in beginsel een vrijheidsbenemende straf van lange duur op haar plaats.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 10 januari 2000 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake van enig delict tot straf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport met bijlagen, gedateerd 19 september 2000 van J. de Pauw, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
- de bij laatstgenoemd rapport gevoegde brief, gedateerd 18 september 2000 van drs. J.R. Mulder, directeur van De Waag, Centrum voor ambulante forensische psychiatrie te Utrecht, waaruit blijkt dat verdachte is geaccepteerd voor een dagbehandeling.
- het rapport gedateerd 31 mei 2000, opgemaakt door de psychiater H.D. Sierink en de psycholoog J.M. Oudejans, beiden werkzaam bij het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Ten tijde van het plegen van het haar (de rechtbank begrijpt: verdachte) tenlastegelegde feit was onderzochte lijdende aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling harer geestvermogens, dat dit feit haar slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf van nader te noemen duur op haar plaats is.
9 MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De rechtbank heeft kennisgenomen van de zich in het dos-sier bevinden-de rapporta-ges omtrent de persoon van de verdachte, in het bijzonder van het reeds onder rubriek 8 genoemde rapport gedateerd 31 mei 2000, opgemaakt door de psychiater H.D. Sierink en de psycholoog J.M. Oudejans, beiden werkzaam bij het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
- Als conclusie en advies:
Ten tijde van het plegen van het haar (de rechtbank begrijpt: verdachte) tenlastegelegde feit was onderzochte lijdende aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling harer geestvermogens, dat dit feit haar slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
De kans op herhaling achten wij op korte termijn niet groot, aangezien er een langere relationele aanloop voor nodig is. Op langere termijn achten wij de kans op herhaling reëel. Gegeven haar krenkbaarheid is de kans reëel dat betrokkene bij oplopende spanningen, conflicten en een eventuele dreigende verlating, opnieuw agressief zal worden. Vanwege de kans op herhaling adviseren wij een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Wij denken dat een groepsgeoriënteerde dagbehandeling, met ook individuele psychotherapie geïndiceerd is.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen en de rechtbank zal de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten, nu het door de verdach-te bega-ne feit een misdrijf is, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veilig-heid van anderen, dan wel de algemene veilig-heid van personen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank stelt voorts nader te noemen voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte, nu de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veilig-heid van perso-nen zulks eist, één en ander over-eenkom-stig het in genoemd rapport door de gedragsdeskundigen uitgebrachte advies. Daarbij geeft de rechtbank opdracht aan Reclassering Nederland om verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun
te verlenen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard bereid te zijn de te stellen voorwaarden na te leven.
10 BESLISSING OMTRENT INBESLAGGENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel, dat de inbeslag-ge-nomen voor-werpen, te weten:
zes foto’s
aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
11 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artike-len 37 a, 38, 38a, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWE-ZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven bewezen is ver-klaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopi-ge hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoer-legging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheids-straf in mindering is gebracht.
Gelast voorts de terbeschikkingstelling van de ver-dachte.
Stelt daarbij als voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zo spoedig mogelijk na afloop van haar detentie onder behandeling zal stellen van het Centrum voor ambulante forensische psychiatrie “De Waag” te Utrecht en dat zij daar onder behandeling zal blijven zolang de behandelaars in “De Waag” zulks noodzakelijk achten, een en ander conform de tezijnertijd met de behandelaars te maken behandelafspraken.
dat de veroordeelde zich zal gedra-gen naar de aanwij-zingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze in-stelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzake-lijk oor-deelt.
Verstrekt aan laatstgenoemde instelling opdracht om
Aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Gelast de teruggave aan verdachte van de zes
inbeslaggenomen foto’s.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Haverkate, voorzitter,
mr. A.M. van Woensel en mr. M.F.G.H. Beckers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Lingen, griffier, en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 04 oktober 2000.