ECLI:NL:PHR:2025:932
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van verdachte wegens niet tijdig indienen van middelen van cassatie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, geboren in 1986, die eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren. De veroordeling betreft meerdere strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en verschillende overtredingen van de Wet wapens en munitie. De verdachte heeft in totaal zeven strafbare feiten gepleegd, waaronder het medeplegen van mishandeling en bedreiging. Het hof heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte.
Het cassatieberoep is ingesteld op 22 april 2024, maar de verdachte heeft niet binnen de wettelijke termijn van zestig dagen een schriftuur met middelen van cassatie ingediend. Hierdoor kan de Hoge Raad de verdachte niet in zijn cassatieberoep ontvangen, zoals bepaald in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de procureur-generaal is dan ook dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep.
De zaak heeft samenhang met een andere zaak, genummerd 23/04259, waarover ook een conclusie zal worden getrokken. De uitspraak van de Hoge Raad zal dus ook betrekking hebben op de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte in deze samenhangende zaak.