Conclusie
eiseres tot cassatie,
verweerster in cassatie
nitrogen) is geïnjecteerd voor een betere demping. Brooks gebruikt deze techniek sinds medio 2020 voor hardloopschoenen en aanvankelijk gebruikte zij bij de aanprijzing van deze schoenen termen als “
nitrogen injected” en “
infused with nitrogen”. Vanaf medio 2022 gebruikt zij tevens de afkorting ‘nitro’, zoals bijvoorbeeld “
Nitro-Infused Softness” en de slogan “
Run on Nitro”. Volgens Puma maakt Brooks hiermee inbreuk op haar NITRO-merk en daarom is Puma in verschillende landen inbreukprocedures begonnen om een verbod te verkrijgen op het gebruik door Brooks van het woord ‘nitro’. Puma is in Duitsland al tweemaal in het ongelijk gesteld.
launch party, gehouden op 29 september 2020. Hieronder staat een afbeelding van een schoen uit de NITRO serie:
nitrogen injected” en “
infused with nitrogen” bij de aanprijzing van haarschoenen met die techniek. Vanaf medio 2022 gebruikt zij bij haar aanprijzingen tevens “
Nitro-Infused Softness”, “
Nitro-Infused Speed”, “
Nitro-Infused Distance” en de slogans “
Run on Nitro” en “
Nitro Infuse your run”. Hieronder zijn enkele afbeeldingen daarvan te zien:
Nitro-Infused Softness”, “
Nitro-infuse your run” en “
Run on Nitro”. Die vermeldingen gaan bovendien vaak gepaard met het gebruik van het volledige woord “nitrogen” (“
Our innovative nitrogen-infusion process amplifies your run”) en/of een afbeelding van (i) een gasfles met daarop het scheikundige teken voor moleculaire stikstof (N2), (ii) het vakje voor het element stikstof in de tabel van het periodiek systeem (een vierkant met een hoofdletter N en het cijfer 7 in de linker bovenhoek) en/of (iii) (gas)bellen. Bovendien is in sommige uitingen naast de aanduiding
Nitro-Infused Softnesseen ‘optelsom’ opgenomen: Nitro + DNA LOFT V3 = SOFTNESS (zie de eerste afbeelding die is opgenomen onder 3.5 [4] ) en/of is de gasfles met een slangetje verbonden met een binnenzoolonderdeel, waardoor een verband wordt gelegd tussen de techniek van het injecteren met stikstof en de omstandigheid dat dit een positief effect heeft (namelijk
softness) op de (zool van de) hardloopschoen. Brooks heeft onweersproken aangevoerd dat zij de stikstofinjecteertechnologie toepast bij alle hardloopschoenmodellen waarvoor zij de omstreden aanduidingen gebruikt, en heeft voldoende met stukken onderbouwd dat zij, waar zij de term ‘nitro’ gebruikt, steeds een uitleg geeft over die technologie. De stelling van Puma dat het teken ‘nitro’ niet in verband zal worden gebracht met nitrogen verwerpt het hof dan ook.
in voornoemde contextduidelijk zijn dat ‘nitro’ een afkorting is van nitrogen en verwijst naar het injecteren van stikstof in de zolen van de hardloopschoenen. Dit geldt met name voor de Engelstalige consument in bijvoorbeeld Ierland, maar aannemelijk is ook dat de niet-Engelstalige consument een zodanige kennis van de Engelse taal heeft dat hij deze verwijzing (in deze context) begrijpt. Daarvoor is niet nodig dat het relevante publiek verdere scheikundige kennis heeft over de eigenschappen van deze stof. Van belang is dat het relevante publiek, zoals Brooks voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt, bovengemiddeld oplettend is bij de aankoop van hardloopschoenen ten aanzien van de (dempings-)kwaliteit van de zool. Brooks heeft onweersproken aangevoerd dat het tijdens het fabricageproces injecteren van stikstof op dit moment de meest moderne technologie is voor het maken van geavanceerde hardloopschoenen, dat een veelvoud aan hardloopschoenfabrikanten die technologie gebruikt en dat zij alle het potentiële publiek daar actief over informeren, veelal in het Engels. Het hof kan aan Puma toegeven dat het woord ‘nitro’, door het gebruik van stikstof als energiebron voor stikstofmotoren, ook wordt gebruikt in de betekenis van ‘flitsend’, of ‘energiek’ maar dat betekent anders dan Puma aanvoert niet dat ‘nitro’ daarmee is verworden tot een fantasiewoord dat niet (meer) naar stikstof verwijst. Naar voorlopig oordeel van het hof gebruikt Brooks de term ‘nitro’ dan ook uitsluitend ter aanduiding van een kenmerk van (de zolen van) hardloopschoenen.
3.Bespreking van het cassatiemiddel
subonderdeel 1.1). Daarnaast is sprake van ontoereikende motivering, omdat het tegenstrijdig is met het oordeel in rov. 6.5 dat het woord ‘nitro’ ook wordt gebruikt in de betekenis van ‘flitsend’ of ‘energiek’ (
subonderdeel 1.2). Indien het hof de in subonderdeel 1.1 bedoelde maatstaf niet heeft miskend, zijn de bestreden passages onbegrijpelijk, omdat het hof onvoldoende kenbaar de stelling van Puma heeft verworpen dat het in aanmerking komende publiek de term ‘nitro’ niet meteen opvat als een beschrijving van (een kenmerk van) Brooks’ hardloopschoenen (
subonderdeel 1.3). Het hofoordeel in rov. 6.5 dat Brooks de term ‘nitro’ uitsluitend gebruikt ter aanduiding van een kenmerk van schoenen is ook onbegrijpelijk, omdat het hof dit oordeel niet baseert op een kenmerk van de schoenen zelf, maar op het gebruik van stikstof in het productieproces en/of dat productieproces onvoldoende volledig weergeeft (
subonderdeel 1.4). En door Brooks’ uiteenlopende gebruik van de term ‘nitro’ gezamenlijk in plaats van separaat te beoordelen, is het hof in de bestreden passages uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting (
subonderdeel 1.5).
subonderdeel 2.1). Daarnaast klaagt onderdeel 2 over ontoereikende motivering van rov. 6.6, omdat het hof zonder kenbare motivering voorbijgegaan is aan essentiële stellingen van Puma (
subonderdelen 2.2 en 2.3).
concreet gevalwordt onderzocht of de derde tekens of aanduidingen gebruikt
die verband houden meteen van de kenmerken van de door hem verhandelde waar of verrichte dienst. Als dit het geval is, dan valt het gebruik onder de werkingssfeer van art. 14 lid 1 onder b UMVo, maar moet ook nog voldaan zijn aan art. 14 lid 2 UMVo: zodanig gebruik moet in overeenstemming zijn met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel (loyaliteitsverplichting) [12] .
niet in wezen als merk gebruikt. Dat is in de kern ook hetgeen partijen in onze zaak verdeeld houdt.
subonderdeel 1.1miskent het hof in rov. 6.4-6.5 dat art. 14 lid 1 sub b UMVo, tweede gedeelte (‘tekens of aanduidingen…die betrekking hebben op…kenmerken van de waren…’) een strenge maatstaf inhoudt, waarbij
louter beschrijvende aanduidingenmoet gaan, waarbij uitgesloten is dat het in aanmerking komende publiek het teken (mede) opvat als aanduiding van herkomst van de waren uit een bepaalde onderneming [18] ; en/of
in deze context, te weten met stikstofinjecteertechnologie vervaardigde hardloopschoenen, valt niet in te zien. De criteria zijn hiervoor de revue gepasseerd in 3.4 en 3.5 en het hof heeft de beperkingsmaatstaf correct toegepast door in rov. 6.4-6.5 te onderzoeken hoe
in deze context(het hof onderstreept die woorden niet voor niets in rov. 6.5) Brooks het teken ‘nitro’ gebruikt, daarbij aangevend dat deze aanduiding nooit op zichzelf wordt gebruikt, maar altijd in combinatie met andere woorden waarbij steeds wordt uitgelegd hoe Brooks de stikstofinjecteertechnologie toepast bij de betreffende hardloopschoenmodellen waarvoor zij de aanduiding ‘nitro’ gebruikt. Vervolgens is het hof in rov. 6.5 tot het voorlopig oordeel gekomen dat het voor het relevante publiek
in die contextduidelijk is dat ‘nitro’ als afkorting van nitrogen wordt gebruikt en dat Brooks hiermee verwijst naar het injecteren van stikstof in de zolen van haar hardloopschoenen teneinde een optimale schokdemping te krijgen. Daarvoor zijn helemaal geen verboden denkstappen nodig en het hof geeft zo aan dat Brooks zodoende ‘nitro’ uitsluitend gebruikt ter aanduiding van een kenmerk van haar hardloopschoenen in de zin van art. 14 lid 1 sub b UMVo. Dat ‘nitro’
in een andere context, bij stikstofmotoren, ook ‘flitsend’ of ‘energiek’ kan betekenen, doet daar volgens het voorshandse hofoordeel niet aan af en dat is naar ik meen niet onjuist en goed te volgen. Dat is immers een adequate weerlegging van Puma’s stelling dat hier geen sprake zou zijn van een louter beschrijvende aanduiding door de relevante context te verlaten en stikstofmotoren erbij te halen; het in aanmerking komende publiek voor hardloopschoenen vindt schokdemping van die schoenen belangrijk en is ongetwijfeld niet bezig met brandstof voor stikstofmotoren, een oneigenlijk aspect dat hier deze hardloopschoenenzaak wordt ingefietst. Daar stuiten de klachten al integraal op af.
Hölterhoff/Freieisleben, al aangehaald, en een hierna te bespreken passage uit Tekst & Commentaar IE [24] .
Hölterhoff/Freieislebeneen rol speelden zagen op bepaalde typen slijpvormen van edelstenen. Het Luxemburgse Hof heeft in die zaak geoordeeld dat een merkhouder zich niet op zijn merkrechten kan beroepen wanneer een derde (in de betreffende zaak was dat een handelaar in edelstenen die deze hetzij zelf sleep, ofwel inkocht bij andere handelaren, en zowel stenen van eigen makelij, als bij derden ingekochte waren verhandelde) in het kader van een handelstransactie duidelijk maakt dat de waren uit zijn eigen productie afkomstig zijn en hij de betrokken merken uitsluitend gebruikt ter aanduiding van de bijzondere eigenschappen van de door hem aangeboden waren (in dit geval: hetzij rondgeslepen stenen met facetten die straalsgewijs vanaf het centrum lopen, dan wel vierkant geslepen stenen met een spits toelopend diagonaal kruis),
zodat is uitgesloten dat het gebruikte merk in het economisch verkeer als een herkomstaanduiding wordt opgevat [25] . Een vrij specifieke casus [26] en dit arrest spoort in die zin met de nu in cassatie bestreden hofuitspraak dat de portee daarvan ook is dat het vanwege de door het hof beschreven wijze waarop Brooks de aanduiding ‘nitro’ hanteert – alleen maar de stikstofinjectiezooltechniek beschrijvend en niet meer dan dat – ook
in die contextuitgesloten is dat dit teken in het economisch verkeer als herkomstaanduiding van de betreffende hardloopschoenen kan worden gezien [27] . Anders gezegd: rov. 6.4-6.5 schenden de in subonderdeel 1.1.a. geformuleerde norm die refereert aan
Hölterhoff/Freieslebendan ook niet, maar zijn daar juist mee in lijn, zoals uiteengezet. Dat dit arrest steun zou bieden voor de in subonderdeel 1.1.b uitgewerkte maatstaf, is ten dele te volgen: een voldoende direct en specifiek verband tussen teken of aanduiding en de kenmerken van de waren: ja, zeker en dat daarvan hier sprake is, heeft het hof ook uiteengezet, namelijk met de stikstofinjecteertechniek voor de zolen van de betreffende hardloopschoenen. Maar dat dat zou betekenen dat de consument dat meteen ‘zonder verder nadenken of interpreteren’ zou moeten zien, is niet op dit arrest te baseren. Die notie is afkomstig uit de in de PI in voetnoot 3 geciteerde rechtspraak over de absolute weigeringsgrond van art. 7 lid 1 sub b UMVo, die bovendien niet eenduidig is, zoals die voetnoot ook terecht aangeeft. Volgens Puma (s.t. 1.13) is deze rechtspraak ook relevant voor art. 14 lid 1 sub b UMVo, omdat die laatste bepaling slechts van toepassing zou zijn als sprake is van
louter beschrijvend gebruik in de gekwalificeerde zin als bepleit in subonderdeel 1.1.i– waarvan geen sprake zou kunnen zijn als de aanduiding ook nog een andere betekenis kan hebben in een heel ander verband, maar dat uitgangspunt is hiervoor in verwerpende zin besproken, zodat deze vergelijking daar al op strandt. Overigens hoeft het in aanmerking komende publiek bij hardloopschoenen vanwege de door het hof uiteengezette wijze waarop Brooks het teken ‘nitro’ hanteert helemaal niet verder na te denken of te interpreteren wat dit zou betekenen hier, maar is voor dat publiek meteen duidelijk dat dat doelt op stikstofinjecteertechnologie van hardloopschoenzolen om een optimale demping te verkrijgen (in gelijke zin s.t. Brooks 2.7-2.8 en 2.14). Brooks geeft bij s.t. 2.9 terecht aan dat de rechtspraak over absolute weigeringsgrond uit art. 7 lid 2 sub b UMVo niet één op één is door te trekken naar art. 14 lid 1 sub b UMvo. Bij de absolute weigeringstoets gaat het anders dan bij art. 14 lid 1 sub b UMVo om een deels abstracte toets [28] . Dus de in subonderdeel 1.1.b geformuleerde norm is niet geschonden door het hof.
Polyglot(uitleg van de toenmalige inbreukbepaling art. 13A lid 1 Benlux Merkenwet (oud) door het Benelux Gerechtshof) en
Route 66(een toepassing van
Polyglotdoor het hof getoetst door de Hoge Raad) geldt dat die niet zagen op de nu aan de orde zijnde beperking in de uitoefening van het merkenrecht. Wel spoort ook de oplossing in
Polyglotdat gebruik van een beschrijvende term als zodanig niet verboden kan worden door de merkhouder, maar wel als het gebruik van die term moet worden gezien als onderscheidingsteken van waren of diensten, dus: als herkomstaanduiding [29] , met de lijn van het hof in rov. 6.4-6.5 en met
Hölterhoff/Freiesleben: beschrijvend hanteren staat vrij, maar het mag niet uitmonden in gebruik ‘als merk’, dus: als herkomstaanduiding.
Verdedigd kan worden dat wanneer de gebruiker de beschrijvende aanduiding zo gebruikt dat het als merkgebruik zal worden gepercipieerd, niet meer sprake is van louter beschrijvend gebruik; de merkhouder zou dan ook kunnen stellen, dat gehandeld wordt in strijd met de eerlijke gebruiken van nijverheid en handel”. Dit is lijkt mij iets anders [31] en congrueert helemaal met de hiervoor besproken lijnen uit
Hölterhoff/Freieslebenen
Polyglot. Het hof geeft hier juist gemotiveerd aan dat Brooks het teken of de aanduiding ‘nitro’ helemaal niet ‘als merk’ gebruikt, maar daarentegen als beschrijving van het kenmerk dat in de zool van de betreffende hardloopschoen stikstofinjectietechnologie wordt toegepast om tot een optimale schokdemping te komen. Gebruik van een teken ‘als merk’ wil zeggen: ter onderscheiding van waren of diensten [32] en het hof geeft duidelijk aan dat daarvan naar voorlopig oordeel geen sprake is. Ik zie niet hoe uit de geciteerde passage zou moeten volgen dat een term die meerdere betekenissen kan hebben op voorhand is uitgesloten voor de kenmerkbeschrijvingsbeperking onder art. 14 UMVo (of een vergelijkbare bepaling als art. 2.23 BVIE). Subonderdeel 1.1 treft gelet op dit alles geen doel.
subonderdeel 1.2is dat het oordeel in de slotzin van rov. 6.5 dat Brooks de term ‘nitro’ uitsluitend gebruikt ter aanduiding van een kenmerk van hardloopschoenen, ontoereikend is gemotiveerd, omdat dit tegenstrijdig is met de passage uit rov. 6.5 dat aan Puma kan worden toegegeven dat het woord ‘nitro’ door het gebruik van stikstof als energiebron voor stikstofmotoren, ook wordt gebruikt in de betekenis van ‘flitsend’, of ‘energiek’ [33] . Als het woord ‘nitro’ óók wordt gebruikt in die betekenis, dan kan de term ‘nitro’ niet tegelijkertijd uitsluitend worden gebruikt ter aanduiding van een kenmerk van hardloopschoenen.
anderecontext iets
andersmag betekenen) geen vereiste, zo is bij de vorige klacht besproken. Het gaat om de context van hardloopschoenzolentechniek, niet die van stikstofmotoren. Van een tegenstrijdig oordeel is helemaal geen sprake en dat hier sprake is van gebruik van ‘nitro’ als kenmerkaanduiding dat voldoet aan art. 14 UMVo is (voor kort geding zeker) bepaald toereikend gemotiveerd. Daar stuit subonderdeel 1.2 dan ook op af.
subonderdeel 1.3is dat wanneer de in subonderdeel 1.1 bedoelde maatstaf niet is miskend, er sprake is van ontoereikende motivering, nu Puma heeft aangevoerd dat het in aanmerking komende publiek de term ‘nitro’, zoals gebruikt door Brooks, niet direct opvat als een beschrijving van (een kenmerk van) Brooks’ hardloopschoenen, omdat het daarvoor verschillende denkstappen moet zetten [34] . Het hof heeft dit betoog niet met een voldoende kenbare motivering verworpen, zodat zijn conclusie dat Brooks de term ‘nitro’ gebruikt in overeenstemming met art. 14 lid 1 sub b UMVo, onbegrijpelijk is.
juist deze eigenschapvan haar hardloopschoenen onder de aandacht gebracht. Vervolgens overweegt het hof dat Brooks in haar uitingen een verband legt tussen de techniek van het injecteren met stikstof en de omstandigheid dat dit een positief effect heeft (namelijk
softness) op de (zool van de) hardloopschoen. Het gebruik van stikstof gedurende het productieproces wordt dus door Brooks naar het voorlopig hofoordeel duidelijk in verband gebracht met een kenmerk van de hardloopschoen: een zachtere zool met betere demping.
subonderdeel 1.5van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan door Brooks’ uiteenlopende gebruik van de term ‘nitro’ niet separaat te beoordelen, maar door alle gebruikswijzen gezamenlijk te beoordelen. Elk gebruik van ‘nitro’ door Brooks had het hof op zijn eigen merites moeten beoordelen, omdat daartussen verschil bestaat [37] .
in uitingenover haar hardloopschoenen die een zool hebben met stikstof-infusie en dat
in die uitingenjuist deze eigenschap van haar hardloopschoenen (een kenmerk van de waar dus) onder de aandacht wordt gebracht. En
uit de overgelegde stukkenvolgt, aldus het hof, dat Brooks de term ‘nitro’ nooit op zichzelf gebruikt maar steeds in combinatie met andere woorden, waarna verschillende voorbeelden volgen van de wijze waarop Brooks de term ‘nitro’ gebruikt: ‘Nitro-Infused Softness’, ‘Nitro-infuse your run’ en ‘Run on Nitro’. Daarnaast oordeelt het hof aan het slot van rov. 6.4 dat Brooks onweersproken heeft aangevoerd dat zij de stikstofinjecteertechnologie toepast bij alle hardloopschoenmodellen waarvoor zij de omstreden aanduidingen gebruikt en dat Brooks
voldoende met stukkenheeft onderbouwd dat zij, waar zij de term ‘nitro’ gebruikt,
steedseen uitleg geeft over die technologie. Dit is geen ‘rechtens onjuiste benadering’, zoals de klacht het formuleert. De voorbeelden uit de klacht: bij ‘Run on Nitro’ zijn ‘meer denkstappen’ nodig dan bij ‘Nitro-Infused Softness’, omdat men niet op stikstof rent, maar op hardloopschoenen voorzien van zolen gemaakt met stikstofinjecteertechnologie – het kan niet tot cassatie leiden; de ‘denkstappen’ zijn bij de bespreking van onderdeel 1 al aan de orde geweest. Voor zover de klacht eist dat elk gebruik van ‘nitro’ op zijn eigen merites moet worden beoordeeld, vindt dat voor de beoordeling van art. 14 lid 1 sub b UMVo geen steun in het recht. Zeker voor kort geding heeft het hof voldoende duidelijk gemaakt waarom het voorshands oordeelt dat in alle uitingen van Brooks sprake is van kenmerkbeschrijving en niet van merkgebruik. De klacht faalt.
onderdeel 2.1stelt in de kern dat het hof in rov. 6.6 de eerlijke gebruiken-toets van art. 14 lid 2 UMVo, de loyaliteitsverplichtingentoets, heeft miskend. De klacht poneert dat de omvang van de loyaliteitsverplichting afhangt van a) de mate van identiteit/overeenstemming tussen merk en teken, b) dito tussen de waren/diensten van beiden en c) het onderscheidend vermogen, de reputatie en bekendheid van het merk. Naar mate meer overeenstemming tussen merk/teken en waren en des te groter onderscheidend vermogen/reputatie/bekendheid van het merk, des te groter de omvang van de loyaliteitsverplichting jegens de merkhouder [38] . Het hof heeft de eerlijk gebruiken-toets onjuist toegepast, omdat het niet heeft onderzocht:
onvoldoende aannemelijkheeft gemaakt dat de wijze waarop Brooks de aanduiding ‘nitro’ hanteert deloyaal gebruik van die aanduiding oplevert gelet op de gerechtvaardigde belangen van Puma als merkhouder. Het hof analyseert dat Puma heeft aangedragen dat er voor Brooks geen noodzaak bestaat om ‘nitro’ te gebruiken en zij een andere keuze had moeten maken, maar overweegt dat 2) ‘noodzaak’ geen voorwaarde is voor gebruik ex art. 14 lid 1 sub b UMVo, onder verwijzing naar rov. 6.3. Ook de stelling dat het publiek kan menen dat Puma en Brooks economisch verbonden zijn door bijvoorbeeld een licentie acht het hof 3)
onvoldoende onderbouwdin rov. 6.6. Als verdere elementen voor afwijzing van Puma’s claim van deloyaal gebruik van ‘nitro’ geeft het hof aan 4) dat Brooks onweersproken heeft gesteld marktleider te zijn voor hardloopschoenen en dus geen suggestie van een commerciële band met Puma wil of nodig heeft en 5) bij haar reclame-uitingen met ‘nitro’ ook steeds haar eigen merk Brooks gebruikt. Dan volgt in rov. 6.6 de passage 6) dat Brooks er onderbouwd met producties op heeft gewezen dat Puma de aanduiding ‘nitro’ in een aantal gevallen ook zelf beschrijvend gebruikt (in combinatie met haar merk Puma) en 7) het feit dat dat in hoofdletters gebeurt dat niet anders maakt. Aldus is de deloyaliteitsclaim van Puma afgedaan op het niet voldoen aan de (kortgeding-)stelplicht zijdens Puma (elementen 1), 3), 4), 5), 6)), terwijl elementen 2) en 7) een nadere voorlopige beoordeling behelzen. Hieruit volgt ook al dat het hof voor kort geding ampel werk heeft gemaakt van de loyaliteitstoets en daarbij niet gehouden was ambtshalve de in de klacht opgeworpen punten expliciet mee te nemen.
Gerolsteiner Brunnen/Putsch, net aangehaald, kan haar in dit verband ook niet baten. Die zaak ging over het gebruik van een geografische herkomstaanduiding als merk en de met art. 14 lid 1 sub b UMVo overeenkomende toets uit art. 6 lid 1 sub b van de Eerste Merkenrichtlijn: is dat in strijd met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel? Stix-Hackl stelt voorop dat uit de formulering van het betreffende artikel al volgt dat niet ieder gebruik als merk is toegestaan (punt 63) en dat ingevolge het
BMW-Deenik-arrest een loyaliteitsverlichting geldt tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder. Eerlijk gebruik in nijverheid en handel hangt volgens de A-G af van twee elementen, namelijk het merk en de wijze waarop het teken wordt gebruikt en van daaruit bezien is het gebruik als merk mede een voorwaarde die bij de loyaliteitstoets in aanmerking moet worden genomen (punt 64). ‘
Per geval moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden en de wederzijdse belangen van de betrokken partijen’ aldus de A-G in punt 65, waarna zij aangeeft dat Gerolsteiner Brunnen ten onrechte stelt dat van deze individuele toetsing kan worden afgezien op grond van een eventueel vermoeden van schending door gebruik van het teken als merk. In punt 67 komt de A-G toe aan de omstandigheden die de uitkomst van die individuele toetsing van beide elementen zouden kunnen beïnvloeden:
altijdmoet toetsen aan de door het subonderdeel aangedragen aspecten (a) t/m (c). Deze punten komen ook niet terug in het arrest
Gerolsteiner Brunnen/Putschzelf en ook niet in de latere rechtspraak van het Hof van Justitie die betrekking heeft op art. 14 lid 2 UMVo [44] . Waar het volgens de A-G om gaat bij de loyaliteitstoets is de concrete omstandigheden en wederzijdse belangen van de betrokken partijen en dit betreft een individuele toets. Zij vervolgt dan ook in punt 68-70 met aangeven dat het er in wezen om gaat om te kijken of het gebruik van de aanduiding opschuift richting gebruik ‘als merk’, dus niet om de plaats van herkomst (de betreffende bron) aan te geven, maar om te suggereren dat de mineraalwaterproducten in verband zijn te brengen met een bepaalde onderneming. Die toets heeft het hof in onze zaak ook aangelegd.
Anheuscher-Busch-arrest [45] en een artikel van Anemaet [46] , maar ook die verschaffen geen overtuigende onderbouwing voor hetgeen de rechtsklacht aandraagt.
Anheuscher-Buschging om de vraag wanneer een met een merk overeenstemmende
handelsnaamwordt gebruikt overeenkomstig de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel [47] . Ten aanzien van die specifieke vraag oordeelde het Hof, onder andere, dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat het een merk betreft dat in de lidstaat waar het is ingeschreven en waar bescherming wordt gevraagd, een zekere bekendheid geniet, waaruit de derde voordeel zou kunnen halen om zijn waren in de handel te brengen (kielzog varen heet dat in merkenrechtjargon) [48] . Het Hof heeft hierin niet geoordeeld dat
altijdbij
iedereeerlijke gebruiken-toets van art. 14 lid 2 UMVo rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat het merk een zekere bekendheid geniet waaruit een derde voordeel zou kunnen halen. Deze eis komt, als gezegd, ook niet terug in andere rechtspraak van het Hof van Justitie [49] . Ook in het artikel van Anemaet lees ik niet dat uit de rechtspraak van het Hof zou volgen dat de rechter altijd de door het subonderdeel aangedragen aspecten moet meewegen in de eerlijke gebruiken-toets. Zij betoogt dat de rechter een meer empirische benadering zou moeten uitvoeren bij de eerlijke gebruiken-toetst op basis waarvan wordt gekeken naar de inspanningen die derden hebben verricht om schade aan het merk te voorkomen en of consumenten het potentieel inbreukmakende gebruik anders waarnemen vanwege deze inspanningen [50] . Puma verwijst ook niet naar specifieke pagina’s waarin de door haar aan Anemaet toegeschreven opvatting te vinden is.
subonderdeel 2.2verder ontoereikend gemotiveerd, omdat het hof daarin zonder kenbare motivering voorbijgegaan is aan essentiële stellingen van Puma dat:
nietingenomen in het kader van de vraag of sprake is van merkgebruik in overeenstemming met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel (art. 14 lid 2 UMVo):
welin het kader van art. 14 lid 2 UMVo heeft ingenomen (zo ook s.t. Brooks 2.34). Puma heeft gesteld dat het gebruik van Brooks van de term ‘nitro’ niet kwalificeert als ‘eerlijk gebruik’, omdat (i) voor Brooks geen enkele noodzaak bestaat een teken te gebruiken dat identiek is aan de Merken, ter onderscheiding van identieke waren (mvg 67) en (ii) het publiek kan menen dat Brooks en Puma economisch verbonden zijn zodat de indruk kan ontstaan dat een commerciële band tussen hen bestaat (mvg 68-71). Op deze stellingen is het hof in rov. 6.6 ingegaan. ‘Noodzaak’ is, aldus het hof met een verwijzing naar het kader in rov. 6.3, geen voorwaarde voor het gebruik als bedoeld in art. 14 lid 1 sub b UMVo. En stelling (ii) heeft Puma onvoldoende onderbouwd, zeker in het licht van de onweersproken stelling van Brooks dat zij marktleider is op de relevante markt van hardloopschoenen en dat zij dus ook geen commerciële band met Puma wil (of hoeft te) suggereren. Daarbij geldt ook dat Brooks in de reclame-uitingen waarin de term ‘nitro’ voorkomt steeds haar eigen merk (Brooks) gebruikt en dat Puma de term ‘nitro’ zelf ook in een aantal gevallen beschrijvend (en in combinatie met het merk Puma) gebruikt.
subonderdeel 2.3voert Puma nog een motiveringsklacht aan tegen rov. 6.6, omdat daarin aan essentiële stellingen van Puma zijn gepasseerd. Puma heeft gemotiveerd gesteld dat Brooks door haar gebruik van ‘nitro’ ongerechtvaardigd voordeel trekt uit en afbreuk doet aan de Merken [56] . Deze stelling is, gezien het kader in rov. 6.3 [57] , voor de toepassing van art. 14 lid 2 UMVo essentieel omdat zij, indien gegrond, dwingt tot de conclusie dat Brooks’ gebruik van de term ‘nitro’ niet in overeenstemming is met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.
nietbetrokken in het kader van de eerlijke gebruiken-toets van art. 14 lid 2 UMVo. Zij maakt deel uit van een betoog dat sprake is van een merkinbreuk op grond van art. 9 lid 2 sub c UMVo. Mvg 73-74 staan alleen onder het kopje “
Geen beschrijvend gebruik want: geen eerlijk gebruik”, maar in deze randnummers wordt op geen enkele wijze aangesloten bij, of verwezen naar, art. 14 lid 2 UMVo (zo ook s.t. Brooks 2.38 2e gedachtestreepje, 2e alinea). Integendeel: ook hier worden de stellingen ingenomen in het kader van een betoog dat sprake is van merkinbreuk op grond van art. 9 lid sub c UMVo. Er zijn dan ook geen essentiële stellingen gepasseerd in de door de klacht bedoelde zin. De klacht faalt dus bij gebrek aan feitelijke grondslag.