ECLI:NL:PHR:2025:1261

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
16 november 2025
Zaaknummer
23/03779
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot winkeloverval met DNA-bewijs en verzoek tot nader onderzoek

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die is veroordeeld voor poging tot afpersing. De verdachte is bij arrest van 27 september 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, met aftrek van voorarrest. De verbeurdverklaring van een bivakmuts, die in verband met de overval is aangetroffen, is ook gelast. De verdachte heeft in cassatie twee middelen ingediend, die zich richten tegen de afwijzing van verzoeken tot nader DNA-onderzoek op de bivakmuts. De zaak draait om de vraag of het hof deze verzoeken voldoende gemotiveerd heeft afgewezen.

De overval vond plaats op 6 december 2017 in een avondwinkel, waar de verdachte met een mes de eigenaar heeft bedreigd. De bivakmuts, die door de verdachte is gedragen, is bemonsterd en er zijn DNA-profielen van de verdachte op aangetroffen. De verdediging heeft verzocht om nader onderzoek naar de hoeveelheid DNA op de muts en naar de mogelijkheid dat er ander DNA op de muts aanwezig is. Het hof heeft deze verzoeken afgewezen, omdat het de bemonstering op de meest logische plek heeft plaatsgevonden en er geen aanwijzingen zijn dat de muts binnenstebuiten is gekeerd.

De conclusie van de procureur-generaal strekt tot gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, maar verwerping van het beroep voor het overige. De zaak roept vragen op over de redelijke termijn van de procedure en de noodzaak van aanvullend DNA-onderzoek. De verdachte ontkent de overval te hebben gepleegd en stelt dat zijn muts door iemand anders is gebruikt. Het hof oordeelt dat het DNA-bewijs voldoende is om de verdachte als dader aan te wijzen, ondanks de verzoeken van de verdediging voor nader onderzoek.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/03779

Zitting18 november 2025
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte

Het cassatieberoep

1. De verdachte is bij arrest van 27 september 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens
“poging tot afpersing”veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof de verbeurdverklaring gelast van een in beslag genomen, nog niet teruggegeven bivakmuts.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Beide middelen keren zich tegen de afwijzing van verzoeken tot nader onderzoek.

De zaak

3. Omstreeks 6 december 2017 is bij het onderzoek naar een poging tot afpersing in een avondwinkel in [plaats] een bivakmuts veiliggesteld. Deze bivakmuts is aan de binnenzijde, bij het mondgedeelte, bemonsterd. Uit de bemonstering is met twee verschillende DNA-analysesystemen een (enkelvoudig) DNA-profiel verkregen. Deze profielen zijn opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken. Op 8 januari 2020 is de verdachte als mogelijke dader in beeld gekomen vanwege een match met deze profielen.
4. Dat de muts van de verdachte is, staat niet ter discussie. De verdachte heeft echter betwist dat hij het delict heeft gepleegd. De verdediging heeft in dat kader een drietal onderzoekswensen geformuleerd. De vraag die in cassatie voorligt, is of het hof deze verzoeken toereikend gemotiveerd heeft afgewezen.

De bewezenverklaring

5. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op 6 december 2017 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag, dat aan die [slachtoffer] en/of aan de [A] (gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] ), toebehoorde op die [slachtoffer] is afgelopen en een mes voor de borst van die [slachtoffer] heeft gehouden en heeft geroepen "Money, money", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”

De bewijsmiddelen

6. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
1.
Het in de wettelijke vorm opgemaakteproces-verbaal van aangifte(als bijlage oppagina 10 e.v.van het proces-verbaal), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – alsverklaring van [slachtoffer]:
Op 6 december 2017, omstreeks 23:30 uur, kwam er een man mijn avondwinkel binnen. Mijn avondwinkel zit aan de [a-straat 1] te [plaats] . Toen de man binnenkwam, zag ik direct dat hij een bivakmuts droeg en een mes bij zich had. Hij hield het mes voor zich met het scherpe deel in mijn richting. Hij hield het mes voor mijn borst alsof hij mij wilde steken. Ik was echt bang dat de man mij neer zou steken. Ik hoorde dat de man schreeuwde: “Money, Money”. Ik dacht als ik niks doe steekt hij mij. Hierop ben ik opgestaan en heb ik de bivakmuts van zijn hoofd getrokken. Toen ik dat gedaan had rende hij de winkel uit.
De dader zag er als volgt uit:
- Blanke man
- 1.70 a 1.75 meter lang
- Gemillimeterd haar. Het leek wel kaal.
- Fors postuur. Niet echt heel dik, maar wel beetje dikkig.
- Ongeveer 30 jaar oud.
- Geen baard of snor
- Zwarte of donkerblauwe jas, tot op de heup
- Spijkerbroek
2.
Een ID staat gedateerd 10 maart 2020 betreffende [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1984 (als bijlage oppagina 40 van het proces-verbaal)
Op de daarop opgenomen foto is te zien dat verdachte kaal is/deels gemillimeterd haar, en een blanke/dan wel lichte huid heeft.
3.
Het in de wettelijke vorm opgemaakteproces-verbaal van verhoor van verdachte(als bijlage oppagina 55van het proces-verbaal), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – alsverklaring van [verdachte]:
V: Hoe zou jij je zelf beschrijven in het 2017, wat voor kleding droeg jij en wat was jouw postuur 2017, zoals haardracht, kleding. Uiterlijk etc.
A: Ik zag er hetzelfde uit, ik was toen ook al kaal. Ik droeg meestal een spijkerbroek en t-shirt.
4.
Het in de wettelijke vorm opgemaakteproces-verbaal van verhoor van verdachte(als bijlage oppagina 57van het proces-verbaal), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – alsverklaring van [verdachte]:
Wat kun je zelf vertellen over je betrokkenheid van de poging overval op de avondwinkel gevestigd aan de [a-straat 1] te [plaats] , op 6 december 2017 van die poging overval is aangifte gedaan?
A: Door wie is er dan aangifte gedaan?
O: Door de eigenaar.
V: Wat weet je van die winkel?
A: Het zit dicht bij de stad denk ik.
V: Kwam jij weleens in die winkel?
V: Kun je dan aangever hoe vaak je daar geweest?
A: Dat zou ik niet weten. Ik ben er wel geweest, maar ik weet niet wanneer
5.
Het in de wettelijke vorm opgemaaktedeskundigenrapportage(ais bijlage oppagina 30 e.v.van het proces-verbaal), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –als gerapporteerd door dr. [deskundige 1] .
1. Vraagstelling Van het onderzoeksmateriaal, zoals vermeld in tabel 1, dient indien mogelijk celmateriaal te worden afgenomen ter vaststelling van het bijbehorende DNA-profiel, waarna het verkregen profiel dient te worden vergeleken met dat van aangehouden of nog aan te houden verdachten en van derde- betrokkenen in dit onderzoek. Indien geen overeenkomsten worden gevonden dient het profiel te worden opgeslagen in de DNA-databank en te worden vergeleken met de daar aanwezige profielen. Van het celmateriaal van aangever [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1957, dient een DNA-profiel te worden vastgesteld, waarna het profiel dient te worden vergeleken met de DNA-profielen van het sporenmateriaal.
2. Ontvangen materiaal
Ontvangen van : Nederlands Forensisch Instituut
Datumontvangst : 23 maart 2018
Tabel 1 -Ontvangen materialen
SIN-nummer beschrijving item
AAJK2473NL Bivakmuts
RABQ4577NL Referentiemateriaal wangslijmvlies aangever [slachtoffer]
De binnenzijde van de bivakmuts is ter hoogte van de mond bemonsterd met een wattenstaafje.
Van de bemonstering van de bivakmuts zijn twee DNA-profielen opgesteld, waarvan één met de NGM SElect kit en één met de PowerPlex® ESX 17 Fastkit.
Het DNA-profiel afkomstig van de bemonstering van de bivakmuts is op 17 april 2018 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van een ander spoor opgenomen in de DNA-databank. Het DNA-profiel is van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. De opgestelde DNA-profielen zijn vergeleken met het DNA-profiel van aangever. Er is geen aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van de aangever in de bemonstering.
6.
Het in de wettelijke vorm opgemaakteNFI rapportage(als bijlage oppagina 36 e.v.van het proces-verbaal), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – alsgerapporteerd door ing [deskundige 2] .
Het DNA-profiel van de veroordeelde [verdachte] is op 8 januari 2020 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn tot op heden matches gevonden.
Omschrijving onderzoeksmateriaal een referentiekaart van [verdachte]
(geboren op [geboortedatum] 1984)
Delict Diefstal m en zond geweld
Kenmerk aanvrager […]
Soort DNA-profiel enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel kleiner dan één op één miljard
Datum opname DNA-databank 17 april 2018
7.
De verklaring vanverdachteter terechtzitting van het hof de datum 13 september 2023:
Het is mijn muts.”

De stukken van het geding

7. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 september 2023 heeft de verdediging de volgende onderzoekswensen ingediend:

i. het verstrekken van de piekprofielen van het DNA dat op de muts is aangetroffen aan de verdediging;
ii.
onderzoek naar de hoeveelheid DNA die op de muts is aangetroffen en informatie over wat voor soort DNA het is;
iii.
het grondig onderzoeken van de muts naar de aanwezigheid van ander DNA, zowel aan de binnen- als aan de buitenkant van de muts om uit te sluiten dat er geen ander DNA op de muts zit, mocht de dader de muts eventueel binnenstebuiten hebben gedragen. [1]
8. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt verder, voor zover thans relevant, het volgende in:

“De raadsman licht de onderzoekswensen toe:

De rechtbank is te makkelijk uitgegaan van het DNA als bewijs. Het DNA van verdachte is jaren later achterhaald en daaruit is de conclusie getrokken dat verdachte dan diegene is geweest die het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Uit de NFI rapportage is gebleken dat de binnenzijde van de bivakmuts is bemonsterd. De buitenzijde van de bivakmuts is niet bemonsterd. Dat is relevant voor het geval dat de dader de muts binnenstebuiten zou hebben gedragen. Er kunnen dan DNA sporen aanwezig zijn op de buitenzijde van de muts. De muts is van iemands hoofd afgetrokken en hoe hij is onderzocht weten wij niet.
Op vragen van de voorzitter en de raadsheren verklaart deverdachte– zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben het niet eens met de bewezenverklaring. Ik ben onschuldig. Ik wil graag dat er uitgebreid en grondig DNA onderzoek wordt verricht aan de muts, zowel aan de binnen- als aan de buitenkant. Er zit meer DNA op. Ik woonde in een gezamenlijke woning en daar kwamen veel mensen in- en uitlopen. Ik heb het vermoeden dat iemand die muts heeft meegenomen en daarmee de overval heeft gepleegd en mij zo wil beschuldigen. Ik gebruikte de muts wel als ik op mijn scooter reed. Ik heb het niet gedaan en ik vraag daarom om gerechtigheid.
U houdt mij voor dat tijdens het forensisch onderzoek de plek wordt bemonsterd waar dadersporen aanwezig kunnen zijn, en dat in dit geval de plek rondom de mondopening van de muts is onderzocht. Het kan zijn dat de dader de muts 10 seconden heeft gedragen en dat er daarom geen DNA is gevonden. Misschien heeft hij wel plastic voor zijn mond gehad of wellicht heeft hij de muts binnenstebuiten op gehad?
In het signalement van de aangever staat dat de dader een pool is. Ik ben geen Pool. Ik ben Turks. Het postuur kan overeenkomen, maar de beelden zijn te vaag om daar een herkenning in te zien. Ik ben het niet geweest. Die muts is meegenomen uit mijn kamer. Ik denk dat het bewust is gedaan, zodat de dader zelf de straf kon ontlopen en mij erin kon luizen. Ik weet niet meer waar ik de muts heb gekocht. Ik heb de muts gekocht met gaten erin.
U houdt mij voor dat het, gezien de asymmetrisch gaten, niet lijkt op een muts die zo in de winkel is gekocht, maar het eerder lijkt dat de gaten er later in zijn gemaakt. Het is mijn muts. Ik heb geen gaten gemaakt in de muts. Die gaten zaten er al in toen ik de muts kocht. Ik merkte al eerder dat ik de muts kwijt was. Ik herkende de muts aan de kleur en structuur.
U houdt mij voor dat ik mij eerst heb beroepen op mijn zwijgrecht en daarna een verklaring heb afgelegd. Ik ging ervan uit dat de politie wel goed onderzoek zou verrichten. Omdat ik het niet was, heb ik mij op mijn zwijgrecht beroepen. Op het politiebureau heb ik ook de beelden bekeken, maar ik kon niet zien wie het was. Ik ben het in ieder geval niet geweest.
Op vragen van de advocaat-generaal verklaart deverdachte– zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik constateerde dat ik de muts kwijt was, toen ik door de politie werd aangesproken. Ik zocht toen de muts en ik kwam erachter dat ik de muts niet meer had. Ik werd pas anderhalf jaar later aangesproken door de politie. De politie zette mij onder druk, terwijl ik niet de dader ben. Ik heb me op mijn zwijgrecht beroepen, omdat ik het niet was.
(…)

De raadsman neemt zijn standpunt in:

Er is DNA van verdachte gevonden op de bivakmuts en daaruit wordt al direct de conclusie getrokken dat hij de dader moet zijn. Het feit is gepleegd in 2017. Er wordt gesteld dat het een enkelvoudig profiel is. Ik kan niet controleren of het klopt dat het een enkelvoudig profiel is. De verdediging zou graag het piekenprofiel willen zien. Inmiddels zijn er verschillende technieken waar veel meer DNA kan worden achterhaald.
De verdediging wil weten hoeveel DNA er is aangetroffen op de bivakmuts. Op de beelden is te zien dat de dader de bivakmuts 10 seconden op heeft gehad. Wellicht heeft hij daardoor een kleine bijdrage aan DNA geleverd, dat niet is onderzocht. Er is alleen gekeken naar de binnenkant van de bivakmuts. Er bestaat een kans dat de dader de muts binnenstebuiten heeft gedragen. Dat betekent dat er aan de buitenkant ook DNA kan zitten. De verdediging wil graag dat de muts wordt onderzocht, zowel aan de binnenkant- als aan de buitenkant.
De verdachte stelt dat hij het niet is geweest, maar dat het wel zijn bivakmuts is. Het is dus logisch dat zijn DNA op de muts wordt aangetroffen. Met betrekking tot het genoemde signalement door aangever, ziet de verdediging daar geen onderscheidend vermogen in. Dat is te algemeen. De pleegdatum ligt in 2017, en omdat het verdachte niet is geweest, wist hij van niks en kon hij nergens op antwoorden bij de politie.
(…)
De verdediging verzoekt om verdachte vrij te spreken. Omdat zijn DNA is aangetroffen, betekent het niet dat er geen ander DNA aanwezig is op de bivakmuts. Verdachte ontkent en hij wil niet worden veroordeeld voor iets wat hij niet heeft gedaan. Daarbij merkt de verdediging ook op dat verdachte noch blank noch Pools is/klinkt. (…).”
9. Het hof heeft de verzoeken tot nader onderzoek afgewezen, en deze afwijzing als volgt gemotiveerd:
“Met betrekking tot de onderzoekswensen overweegt het hof als volgt.
Het hof vindt het niet noodzakelijk om het piekenprofiel van het DNA op te vragen en aan de verdediging te verstrekken. Een aanvullend onderzoek naar de vraag of het om een enkelvoudig of meervoudig profiel gaat, acht het hof evenmin noodzakelijk omdat er reeds een deskundig onderzoek door het NFI heeft plaatsgevonden en de deskundige in het rapport heeft aangegeven dat het om een enkelvoudig profiel gaat. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan die vaststelling door de deskundige.
Onderzoek naar de hoeveelheid en soort DNA die op de muts is aangetroffen, dan wel het onderzoeken van de muts op de aanwezigheid van ander DNA op andere plekken, zowel aan de binnen- als aan de buitenkant van de muts, acht het hof ook niet noodzakelijk. De bemonstering van de muts heeft plaatsgevonden aan de binnenzijde, op de plek waar de mond zich bevindt. Dat lijkt de meest logische plek voor onderzoek nu de dader die de muts gebruikte ook gesproken heeft, en op die plek mogelijk DNA heeft achtergelaten in de vorm van speeksel. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat de aangever of iemand anders de muts binnenstebuiten heeft gekeerd. De aangever verklaart immers dat hij de bivakmuts van het hoofd van de dader heeft afgetrokken en die daarna op een tafel/krukje heeft gelegd. Het hof ziet daarom geen aanleiding om te onderzoeken of er op andere plekken op de muts nog ander DNA te vinden is, nu het hof in het kader van de beoordeling van deze zaak in het bijzonder geïnteresseerd is in het DNA dat door de dader op de muts is achtergelaten op de meest voor de hand liggende en waarschijnlijke plaats, te weten rondom de plek waar de mond zich bevindt. De verzoeken worden daarom afgewezen.”
10. Het bestreden arrest d.d. 27 september 2023 bevat daarnaast de volgende overwegingen met betrekking tot het bewijs (onderstrepingen mijnerzijds):
“Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit, nu er te weinig wettig en overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te komen. De raadsman heeft daartoe – kort samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De muts is een verplaatsbaar object en het daarop aangetroffen DNA is niet zonder meer een daderspoor. De muts is immers van verdachte, dus het is niet vreemd dat zijn DNA daarop wordt gevonden. Er wordt gesproken over een signalement waar geen onderscheidend vermogen in zit. Het signalement is te algemeen en niet per se van toepassing op verdachte.
Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt het hof als volgt.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt het volgende.
Aangever heeft verklaard dat hij tijdens de overval de bivakmuts van het hoofd van de dader heeft afgetrokken. De bivakmuts is inbeslaggenomen en onderzocht. Aan de binnenzijde van de muts, bij het mondgedeelte, is bemonsterd met een wattenstaaf. Van de bemonstering van de bivakmuts zijn twee (enkelvoudige) DNA-profielen opgesteld en opgenomen in de DNA- databank. Op basis hiervan stelt het hof vast dat de bivakmuts rechtstreeks aan het tenlastegelegde feit en aan de dader is te relateren. Het DNA op de bivakmuts is een daderspoor.
Uit het dossier blijkt dat het DNA van verdachte, wegens een ander strafbaar feit, is opgenomen in de DNA-databank en dat dit een match opleverde met het DNA-profiel dat uit het onderzoek van de bivakmuts is verkregen.Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij destijds een bivakmuts heeft gehad en dat hij pas later bemerkte dat die weg was. Verdachte stelt dat het kan zijn dat de bivakmuts die gebruikt is bij de overval, van verdachte is geweest en dat – aangezien hij in een appartement woonde waar veel anderen in- en uitliepen – iemand de bivakmuts heeft meegenomen en heeft gebruikt tijdens de overval.
Het hof acht de verklaring van verdachte niet aannemelijk. De stelling dat de bivakmuts eerder van hem was maar is gestolen, vindt geen steun in het dossier, is niet concreet en kan niet worden geverifieerd. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking dat de dader tijdens de overval “money, money’’ zou hebben geroepen en daarbij mogelijk speeksel op de muts kan hebben achtergelaten. Het is aannemelijk dat het aangetroffen DNA rondom de plek waar de mond zich bevindt, aan de binnenzijde van de bivakmuts, afkomstig is van de dader. Nu op die plek alleen DNA van verdachte is aangetroffen, concludeert het hof dat verdachte de dader moet zijn geweest. Bovendien stelt het hof vast dataangever[bedoeld wordt:
verdachte, D.A.]
past binnen het door aangever opgegeven signalement van de dader[…].
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.”

Een nadere omschrijving van de middelen

11. In het eerste middel wordt geklaagd dat het hof de verzoeken tot (i) het verstrekken van de piekenprofielen aan de verdediging, en (ii) het verrichten van nader onderzoek naar de vraag of er sprake is van een enkelvoudig dan wel meervoudig DNA-profiel, [2] heeft afgewezen zonder deze afwijzing afdoende te motiveren.
12. De steller van het middel acht het onbegrijpelijk dat het hof, zonder nadere toelichting, heeft geoordeeld dat zowel het verstrekken van het piekenprofiel, als een aanvullend DNA onderzoek, niet noodzakelijk is,
“alleen maar omdat een NFI-deskundige onderzoek heeft gedaan”. [3] Daarbij is het hof eraan voorbijgegaan dat de verdediging geen enkele mogelijkheid heeft (gehad) om de bevindingen van de NFI-deskundige te controleren, aldus de steller van het middel.
13. Het tweede middel bevat de klacht dat het hof ook het derde verzoek van de verdediging – te weten het aan de binnen- en buitenkant onderzoeken van de bivakmuts om uit te sluiten dat er geen ander DNA op de muts zit, mocht de dader de muts binnenstebuiten hebben gedragen – heeft afgewezen, zonder deze afwijzing afdoende te motiveren. [4]

De gezamenlijke bespreking van de middelen

14. Over het door het hof toegepaste criterium, d.w.z. de noodzaak van het door de verdediging verzochte aanvullende onderzoek, worden in cassatie geen klachten geformuleerd. De middelen bevatten uitsluitend klachten over de motivering van ’s hofs oordeel dat het verzochte onderzoek niet aan die maatstaf voldoet.
15. Terzijde wijs ik erop dat de rechter tot taak heeft om te waarborgen dat zijn beslissing over verzoeken tot nader onderzoek naar de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van het materiaal waarop de rechter zijn bewijsoordeel baseert, verenigbaar is met de eisen van een eerlijk proces, met name de beginselen van
adversarial trialen
equality of arms, verankerd in artikel 6 lid 1 en lid 3 sub d EVRM. In de schriftuur wordt deze route echter niet uitgeëxerceerd, zodat ik hier volsta met het aanstippen ervan.
16. Allereerst sta ik stil bij de bewijsmotivering. Het hof heeft het verband tussen de verdachte en het misdrijf waarvan hij wordt beschuldigd, gelegd aan de hand van de volgende aanwijzingen.
(1) Het uiterlijk van de verdachte past binnen het door de aangever opgegeven signalement van de dader.
(2) De bivakmuts die de aangever bij het delict van het hoofd van de dader heeft getrokken, is volgens de verdachte van hem.
(3) De twee
enkelvoudigeDNA-profielen (die met twee verschillende DNA-analysesystemen zijn vervaardigd) van het celmateriaal in de bemonstering van de binnenzijde van die bivakmuts, ter hoogte van de mond, matchen met het DNA-profiel van de verdachte. De random-matchkans is kleiner dan één op één miljard.
17. Hoewel de verdachte alleen door een
database matchals zodanig in beeld is gekomen, wijst het voorgaande uit dat het bewijs van verdachte’s daderschap niet uitsluitend berust op de onder (3) genoemde resultaten van DNA-onderzoek, maar tevens op het onder (1) en (2) omschreven tactisch bewijs.
18. Het hof heeft het celmateriaal dat is bemonsterd van het mondgedeelte van de binnenzijde van de bivakmuts aangemerkt als daderspoor, omdat (i) de dader volgens de aangever iets heeft geroepen (en de dader daarbij op de bemonsterde locatie speeksel kan hebben gedeponeerd) en (ii) de aangever daarna de muts van het hoofd van de dader heeft getrokken en heeft neergelegd (zodat er geen reden is om aan te nemen dat de dader de bivakmuts binnenstebuiten heeft gedragen). Het hof is voorbijgegaan aan het alternatieve scenario dat de verdachte in dit verband naar voren heeft gebracht, te weten dat een ander (onbekend gebleven) persoon (mogelijk een medebewoner van het appartement waarin hij woonde) gebruik heeft gemaakt van zijn bivakmuts, zulks mede op de grond dat op het bemonsterde gedeelte van de bivakmuts volgens het hof “
alleen DNA van de verdachte is aangetroffen”.
19. Dan kom ik nu toe aan de bespreking van de middelen, meer specifiek aan de vraag of het hof de afwijzing van de verzoeken tot het gelasten van nader onderzoek voldoende heeft gemotiveerd. Naar het mij voorkomt falen de klachten van het eerste middel, nu de afwijzing niet onbegrijpelijk is gemotiveerd. Het opvragen van de zogeheten piekenprofielen is immers enkel van toegevoegde waarde als je daarmee iets zinnigs wil doen. Onderzoeken of het gaat om enkelvoudige dan wel gemengde DNA-profielen schaar ik daar niet onder. Dat is tenslotte vragen naar de bekende weg.
20. Hetzelfde heeft te gelden voor de klachten van het tweede middel. Het hof heeft het verzoek om de bivakmuts ook op andere plaatsen (in het bijzonder de buitenkant) op sporen te onderzoeken, m.i. op goede gronden afgewezen. Het hof heeft namelijk uiteengezet dat en waarom het aangetroffen DNA-spoor bewijzend is voor het daderschap van de verdachte, zulks ongeacht de uitkomst van het aanvullende onderzoek (dat om die reden overbodig is).

Slotsom

21. De middelen falen en kunnen worden afgedaan met een aan artikel 81 lid 1 RO ontleende overweging.
22. Ambtshalve merk ik op dat de termijn van afdoening binnen twee jaren na het instellen van het cassatieberoep op 29 september 2023 niet is gehaald. De overschrijding van de redelijke termijn dient te leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf.
23. Andere ambtshalve gronden die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven, heb ik niet aangetroffen.
24. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 4 oktober 2021 had de raadsman reeds een voorwaardelijk verzoek gedaan om
2.Hoewel de klacht zich volgens mij keert tegen ’s hofs afwijzing van de onderzoekswensen onder (i) en (ii) (zie randnummer 7), merk ik – volledigheidshalve – op dat het middel, ten aanzien van het verzoek onder (ii) (enigszins) afwijkt van de ter terechtzitting in hoger beroep onder (ii) ingediende onderzoekswens. Die hield namelijk in:
3.Zie de cassatieschriftuur, p. 2.
4.Zie de schriftuur, p. 2. Volgens de steller van het middel gaat het hof daarmee voorbij aan