ECLI:NL:PHR:2023:431

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
21/02675
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van betrokkene inzake wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak, behandeld door de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, D.J.C. Aben, gaat het om een cassatieberoep van de betrokkene, geboren in 1951. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 25 juni 2021 vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft van € 1.500,-. De betrokkene is verplicht dit bedrag aan de staat te betalen. Er is samenhang met meerdere andere zaken, genummerd 21/02662, 21/02661, 21/02787, 21/02784, 21/02851, 21/02907, 21/02885, 21/02886, 21/02673, 21/02686, 21/02767 en 21/02768, waarover ook conclusies worden getrokken. Het cassatieberoep is ingesteld, maar er is geen schriftuur met middelen van cassatie ingediend door de raadsman van de betrokkene binnen de wettelijk gestelde termijn. Hierdoor kan de Hoge Raad de betrokkene niet-ontvankelijk verklaren in zijn cassatieberoep, conform artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de procureur-generaal is dan ook dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/02675 P
Zitting7 maart 2023

CONCLUSIE

D.J.C. Aben
In de zaak
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951,
hierna: de betrokkene
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 25 juni 2021 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 1.500,- en aan de betrokkene ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de staat.
Er bestaat samenhang met de zaken 21/02662, 21/02661, 21/02787, 21/02784, 21/02851, 21/02907, 21/02885, 21/02886, 21/02673, 21/02686, 21/02767 en 21/02768. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. Namens de betrokkene is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend.
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge artikel 437 lid 2 Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt ertoe dat de betrokkene niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG