ECLI:NL:PHR:2023:1226
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte in drugszaken
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die eerder door het gerechtshof 's-Hertogenbosch was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden wegens meerdere overtredingen van de Opiumwet. De verdachte was betrokken bij het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en het voorbereiden van een feit bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet. De zaak heeft samenhang met meerdere andere zaken, waarbij reeds arrest is gewezen in twee van deze zaken.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte, maar er zijn geen middelen ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De aanzegging voor het cassatieberoep is op 3 mei 2022 aan een huisgenoot van de verdachte uitgereikt, en de termijn voor het indienen van een schriftuur liep af op 4 juli 2022. Na een verzoek van de raadsvrouw is er een verlenging van de termijn verleend tot 23 maart 2023, maar ook binnen deze termijn is er geen cassatieschriftuur ingediend.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep, omdat hij niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur heeft ingediend. De verdachte is sinds 1 november 2022 ingeschreven op een adres in Oslo, wat mogelijk van invloed kan zijn op de communicatie omtrent het cassatieberoep.