ECLI:NL:PHR:2023:1226

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
21/03102
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte in drugszaken

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die eerder door het gerechtshof 's-Hertogenbosch was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden wegens meerdere overtredingen van de Opiumwet. De verdachte was betrokken bij het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en het voorbereiden van een feit bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet. De zaak heeft samenhang met meerdere andere zaken, waarbij reeds arrest is gewezen in twee van deze zaken.

Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte, maar er zijn geen middelen ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De aanzegging voor het cassatieberoep is op 3 mei 2022 aan een huisgenoot van de verdachte uitgereikt, en de termijn voor het indienen van een schriftuur liep af op 4 juli 2022. Na een verzoek van de raadsvrouw is er een verlenging van de termijn verleend tot 23 maart 2023, maar ook binnen deze termijn is er geen cassatieschriftuur ingediend.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep, omdat hij niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur heeft ingediend. De verdachte is sinds 1 november 2022 ingeschreven op een adres in Oslo, wat mogelijk van invloed kan zijn op de communicatie omtrent het cassatieberoep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/03102
Zitting5 december 2023
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 12 juli 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens (in de zaak met parketnummer 02-984812-10) onder 5 “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod” en (in de zaak met parketnummer 02-984839-12) “medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 21/03043, 21/03019, 21/02994, 21/03079, 21/02959, 21/03282, 21/03101 en 21/03103. In de laatste twee zaken is reeds arrest gewezen. In de overige zaken zal ik vandaag ook concluderen.

2.Ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. De aanzegging als bedoeld in art. 435 lid 1 Sv is blijkens de akte van uitreiking op 3 mei 2022 uitgereikt aan een huisgenoot op het BRP-adres van de verdachte. [1] De in het tweede lid van art. 437 Sv gestelde termijn van twee maanden liep af op 4 juli 2022. Echter, naar aanleiding van een verzoek van de raadsvrouw is een nadere termijn tot het indienen van een schriftuur houdende middelen van cassatie verleend. Deze termijn liep tot en met 23 maart 2023. Gedurende deze termijn is geen cassatieschriftuur binnengekomen.
2.2
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437 lid 2 Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.

3.Conclusie

3.1
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Blijkens de BRP-bevraging van de Hoge Raad van 6 februari 2022 was de verdachte van 22 augustus 2018 ingeschreven op het in de akte genoemde adres Weegbladtuin 29 (4824 PZ) Breda. Sinds 1 november 2022 staat de verdachte ingeschreven op het Noorweegse adres Åkebergveien 11 (0650) Oslo.