ECLI:NL:PHR:2023:1153
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Partiële vernietiging van beslagbeslissingen in verband met grootschalige fraude in de voedselketen
In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende beslag op bedrijfspanden en de inbeslagname van fysieke dossiers en back-ups van een ICT-systeem. De aanleiding voor het beslag is een verdenking van grootschalige fraude in de voedselketen. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 7 maart 2023 het klaagschrift van de klaagster gegrond verklaard voor wat betreft het beslag op fysieke goederen, maar heeft de teruggave van deze goederen gelast aan de 'redelijkerwijs rechthebbende'. De klaagster heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing, waarbij drie middelen van cassatie zijn voorgesteld door haar advocaat Th.J. Kelder.
De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, A.E. Harteveld, is dat het eerste middel faalt en dat de klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep voor zover het de klachten over het verschoningsrecht betreft. Het derde middel slaagt, wat betekent dat de Procureur-Generaal van mening is dat de rechtbank een fout heeft gemaakt in haar beslissing. De conclusie strekt tot partiële vernietiging van de bestreden beschikking, specifiek wat betreft de last tot teruggave van het fysieke beslag aan de redelijkerwijs rechthebbende. De zaak moet worden terugverwezen naar de rechtbank Oost-Brabant voor herbeoordeling van het bestaande beklag.
De Procureur-Generaal merkt op dat er samenhang is met meerdere andere zaken, wat de complexiteit van de zaak vergroot. De behandeling in raadkamer heeft openbaar plaatsgevonden, en de Procureur-Generaal heeft geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding zouden geven, behalve voor het specifieke onderdeel van de teruggave van de goederen.