ECLI:NL:PHR:2023:1152

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
23/01640
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking inzake beslag op fysieke dossiers en ICT-systeem in fraudezaak voedselketen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de klaagster tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 7 maart 2023. De rechtbank had het klaagschrift van de klaagster, dat strekte tot opheffing van het beslag en teruggave van inbeslaggenomen stukken, gegrond verklaard voor wat betreft de fysieke goederen, maar het beklag voor het overige ongegrond verklaard. De klaagster is van mening dat de rechtbank onterecht heeft gehandeld door de teruggave te gelasten aan 'de redelijkerwijs rechthebbende'. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, A.E. Harteveld, heeft in zijn conclusie de vraag behandeld of de behandeling in raadkamer openbaar heeft plaatsgevonden en of de ongegrondverklaring van het beklag door de rechtbank juist is. Hij concludeert dat het eerste middel faalt, maar dat het derde middel slaagt. De conclusie strekt tot partiële vernietiging van de beschikking van de rechtbank, uitsluitend wat betreft de last tot teruggave van het fysieke beslag aan de redelijkerwijs rechthebbende, en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank voor herbeoordeling van het bestaande beklag. Tevens wordt de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep voor zover het de klachten over het verschoningsrecht betreft. De zaak heeft samenhang met meerdere andere zaken, wat de complexiteit van de rechtsvraag vergroot.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/01640 Bv
Zitting19 december 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[klaagster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de klaagster

1.Het cassatieberoep

1.1
De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 7 maart 2023 [1] het klaagschrift van de klaagster ex art. 552a Sv strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan de klaagster van de inbeslaggenomen stukken respectievelijk vernietiging van en verbod op gebruik van de vastgelegde gegevens, gegrond verklaard ten aanzien van het beslag op de fysieke goederen, de teruggave gelast van die goederen aan de redelijkerwijs rechthebbende en het beklag voor het overige ongegrond verklaard.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 23/01615, 23/01617, 23/01618, 23/01619, 23/01620, 23/01621, 23/01622, 23/01625, 23/01626, 23/01627, 23/01628, 23/01632, 23/01633, 23/01634, 23/01635, 23/01636, 23/01639, 23/01641, 23/01642, 23/01643 en 23/01644. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster. Th.J. Kelder, advocaat te De Haag, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.

2.De middelen

2.1
Het eerste middel faalt. De klaagster dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep voor zover het de klachten over het verschoningsrecht betreft. Het derde middel slaagt. De redenen daarvoor heb ik opgegeven in mijn conclusie in de zaak tegen de medeklaagster [medeklaagster], onder nummer 23/01627. [2]

3.Conclusie

3.1
Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. Het tweede middel dient onbesproken te blijven. Het derde middel slaagt.
3.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
3.3
Deze conclusie strekt tot
- vernietiging van de bestreden beschikking, maar uitsluitend wat betreft de last tot teruggave van het fysieke beslag aan de redelijkerwijs rechthebbende en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan;
- niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in haar beroep voor zover het de klachten over het verschoningsrecht betreft;
- en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Bovenaan de bestreden beschikking wordt de datum van 7 februari 2023 genoemd. Onderaan de beschikking staat echter vermeld dat deze op 7 maart 2023 in het openbaar is uitgesproken. Verder houdt de beschikking onder meer in dat de behandeling van het klaagschrift op 2 april 2021 door de meervoudige economische raadkamer is aangehouden en op 7 februari 2023 is voortgezet. In het proces-verbaal van de behandeling in de raadkamer van 7 februari 2023 is voorts gerelateerd dat het klaagschrift op 7 februari 2023 ter openbare terechtzitting is behandeld en dat de beschikking op 28 februari 2023 ter openbare terechtzitting zal worden uitgesproken. De “Akte instellen cassatie” houdt – kort gezegd – in dat op 21 maart 2023 namens de klaagster cassatieberoep wordt ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 7 maart 2023. Derhalve ga ik ervan uit dat de vermelding van de datum van 7 februari 2023 bovenaan de beschikking berust op een kennelijke verschrijving en versta ik de beschikking aldus dat deze dateert van 7 maart 2023.
2.De middelen die strekken tot cassatie van de bestreden beschikkingen in deze twee samenhangende zaken zijn afkomstig van dezelfde cassatieadvocaat en zijn gelijkluidend. Daarnaast is de inhoud van de klaagschriften, de processen-verbaal van de gelijktijdige behandeling daarvan in raadkamer van 2 april 2021 en 7 februari 2023 en de bestreden beschikkingen van de rechter-commissaris en de rechtbank van 30 augustus 2022 en 7 maart 2023 (nagenoeg) identiek.