ECLI:NL:PHR:2023:1142
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van klaagster in cassatieberoep inzake beslag in verband met grootschalige fraude in de voedselketen
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, op 7 maart 2023 de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klaagschrift, dat was ingediend op basis van artikel 98 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in verbinding met artikel 552a Sv. Dit klaagschrift was gericht tegen een beschikking van de rechter-commissaris van 30 augustus 2022, die betrekking had op beslaglegging in bedrijfspanden in het kader van een onderzoek naar grootschalige fraude in de voedselketen. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, A.E. Harteveld, heeft in zijn conclusie aangegeven dat de klaagster, die geen verschoningsgerechtigde is, niet ontvankelijk kan worden verklaard in haar cassatieberoep. Dit betekent dat er geen rechtsmiddel openstaat voor de klaagster tegen de beslissing van de rechtbank.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt ertoe dat de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep. De zaak heeft samenhang met meerdere andere zaken, die ook betrekking hebben op vergelijkbare kwesties van beslag en niet-ontvankelijkheid. De Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie verwezen naar eerdere uitspraken en de samenhang tussen de verschillende zaken, waarbij hij de ontvankelijkheid van het cassatieberoep in twijfel trekt. De klaagster heeft haar cassatieberoep ingesteld via haar advocaat, Th.J. Kelder, die één middel van cassatie heeft voorgesteld, gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank.
De Procureur-Generaal heeft verder opgemerkt dat er sprake is van een kennelijke verschrijving in de bestreden beschikking, waarbij de datum van 7 februari 2023 en 28 februari 2023 niet correct zijn weergegeven. Hij concludeert dat de beschikking daadwerkelijk dateert van 7 maart 2023. De inhoud van de klaagschriften en de bestreden beschikkingen in de samenhangende zaken zijn nagenoeg identiek, wat de conclusie van de Procureur-Generaal versterkt dat de klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard.