“Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 18.700,-.
Het hof stelt op grond van het dossier het volgende vast:
- Op 4 december 2018 werd op de salontafel in de woonkamer van de woning waar de verdachte op dat moment verbleef naast een vuurwapen een bedrag van in totaal € 43.200,- aangetroffen. Het bedrag bestond uit coupures van 787 x € 50,-, 1 x € 100,-, 187 x € 20,- en 1 x € 10,-. Voorts werden vier valse bankbiljetten van € 500,- aangetroffen.
- Van het aangetroffen geldbedrag was een bedrag van € 24.500,- van de vriendin van de verdachte. De rest van het geld, zijnde € 18.700,-, was van de verdachte.
- Uit financieel onderzoek volgt dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de dag van zijn aanhouding geen (bij autoriteiten bekende) (legale) inkomsten had: geen fiscaal inkomen, geen uitkering, geen erfenis, geen schenking, geen toeslagen (met uitzondering van een zorgtoeslag van € 285,- in 2018).
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat het op 4 december 2018 aangetroffen, aan de verdachte toebehorende, geld uit enig misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld. Deze verklaringen houden het volgende in.
- Hij heeft in 2012 een schadevergoeding van € 26.235,- van justitie gekregen.
- Hij heeft het geld van de schadevergoeding eerst na zijn detentie, die tot 22 februari 2016 duurde, contant ontvangen.
- Hij heeft met het geld van de schadevergoeding een Mercedes aangeschaft (terechtzitting in eerste aanleg 20 mei 2020).
- Hij heeft vanaf 22 februari 2016 in auto's gehandeld en heeft daar het geld van de schadevergoeding voor gebruikt (terechtzitting in hoger beroep).
- Hij heeft geen boekhouding van zijn autohandel bijgehouden. Hij wil geen specifieke aantallen van verhandelde auto's noemen (terechtzitting in hoger beroep).
- Vlak voor zijn aanhouding in het kader van de onderhavige zaak heeft hij een Mercedes doorverkocht aan [bestandsnaam] (hierna: [bestandsnaam] ). Laatstgenoemde heeft de auto op 24 november 2018 gekocht. Op 25 november 2018 heeft [bestandsnaam] voor die auto een bedrag van € 16.000,- in contanten en een Rolex ter waarde van € 15.000,- aan de verdachte gegeven.
Uit het dossier blijkt met betrekking tot hetgeen de verdachte verklaard heeft het volgende.
- De verdachte was van 13 januari 2012 tot 22 februari 2016 gedetineerd.
- Op 10 maart 2018 is een Mercedes aangeschaft voor een bedrag van 24.000 euro.
- Uit navraag bij het RDW, alsmede uit het financieel onderzoek, volgt dat de verdachte geen auto’s op zijn naam heeft gehad in de periode na het ontvangen van de schadevergoeding.
- Nadat de Mercedes die aan [bestandsnaam] zou zijn verkocht eerst op naam van een nichtje van [bestandsnaam] heeft gestaan, is de auto op 10 december 2018 op naam van [bestandsnaam] gezet, meteen geschorst en vervolgens op 20 februari 2019 weer van de hand gedaan.
- De verdachte en zijn vriendin hebben bij de politie niet verklaard over het bedrag dat de verdachte even daarvoor van [bestandsnaam] zou hebben ontvangen voor de Mercedes.
- Uit financieel onderzoek betreffende [bestandsnaam] volgt dat niet is vast te stellen of [bestandsnaam] € 16.000,- aan de verdachte heeft betaald.
Op 8 december 2020 is [bestandsnaam] bij de raadsheer-commissaris gehoord. Hij heeft verklaard een bedrag van € 15.000,- in coupures van € 50,- aan de verdachte te hebben gegeven. [bestandsnaam] heeft niet duidelijk kunnen maken waarom hij de Mercedes destijds - heel snel - heeft gekocht, noch heeft hij een aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat de Mercedes eerst op naam van zijn nichtje, die hieromtrent overigens niet heeft willen verklaren, is gezet. Ook heeft hij - naar het oordeel van het hof - geen aannemelijke verklaring gegeven voor de schorsing van de Mercedes direct nadat deze op zijn naam was gesteld.
Gelet op deze verklaring, in samenhang met de omstandigheid dat niet is vast te stellen of [bestandsnaam] het bedrag van € 16.000,- euro heeft betaald, is het hof van oordeel dat de verklaring van de getuige [bestandsnaam] als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven. Het heeft er alle schijn van dat die verklaring is geconstrueerd in een poging het op de salontafel aangetroffen geld een legale herkomst te geven.
Dat de verdachte zijn deel van het geld dat op de salontafel lag heeft verdiend met de handel in auto's acht het hof niet aannemelijk geworden. Temeer nu geen auto's op zijn naam hebben gestaan en de verdiensten niet zijn terug te vinden in bankafschriften op zijn naam is de verklaring van de verdachte ter zake onvoldoende concreet en niet verifieerbaar.
Ten overvloede wordt daaraan toegevoegd dat het hof, uitgaande van de financiële situatie van de verdachte zoals gebleken uit het ingestelde financiële onderzoek, aannemelijk acht dat het door de verdachte begin 2016 ontvangen bedrag van € 26.035,- op 4 december 2018, een kleine drie jaar later, in zijn geheel was uitgegeven aan normale kosten van levensonderhoud.
Het voorgaande brengt mee dat het niet anders kan zijn dan dat het aan de verdachte toebehorende bedrag van € 18.700,- van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van genoemd bedrag.”