ECLI:NL:PHR:2022:289
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep verdachte niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken middelen van cassatie
In deze zaak heeft de verdachte, geboren in 1975, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. Dit vonnis, uitgesproken op 17 juli 2019, veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van één maand wegens (winkel)diefstal, met aftrek van het voorarrest. De aanzegging van het cassatieberoep is op 21 april 2021 in de Penitentiaire Inrichting in Vught aan de verdachte uitgereikt. Ondanks de geldige betekening heeft de verdachte geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Hierdoor is het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet nageleefd. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, E.J. Hofstee, concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep. Er is samenhang met de zaken 21/00672 en 21/00674, waarin ook conclusies worden getrokken.