“1.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 25 juli 2018, p. 33-34, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 19 juli 2018 omstreeks 14.33 uur hoorden wij op onze portofoon dat een andere politiepatrouille door het Operationeel Centrum werd aangestuurd naar de [a-straat 1] te [plaats] . Daar zou een binnenbrand zijn. Wij reden ook met spoed naar de [a-straat 1] te [plaats] en kwamen daar die dag te 14.44 uur aan. Bij het ter plaatse komen zagen wij dat de brandweer reeds bezig was met het bestrijden van een brand. Wij zagen dat zwarte rookwolken kwamen uit ruimten van een woning op de begane grond. Wij zagen dat in de straat een voor ons onbekende vrouw liep met een kat op haar arm. Zij bleek later de getuige [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] . Wij zagen dat bij haar een kleine jongen was, genaamd [betrokkene 2] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] . Ik, [verbalisant 1] , sprak buiten de woning op straat [betrokkene 1] aan en vroeg naar haar rol in deze. Zij vertelde mij dat zij in de woning [a-straat 1] was met haar broertje [betrokkene 2] . Zij vertelde dat zij een harde klap aan de voorzijde van de woning had gehoord en dat toen de tussendeur naar de woonkamer was opengegaan. Zij keek de gang in en zag in die gang haar ex-stiefvader [verdachte] staan. Zij zag dat hij iets naar binnen gooide en daarna snel wegliep de woning uit via de voordeur. Daarna begon het meteen te branden. Zij vertelde dat zij toen met haar broertje de woning was uit gevlucht.
2.
Een proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 23 juli 2018, p. 35 t/m 37, voor zover inhoudende
als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] [verbalisant 4] :
Op 19 juli 2018 om 15.45 uur stelden wij een sporenonderzoek in naar aanleiding van een brand in een woning aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Onderzoekslocatie
Het betreft een woning gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] . De woning bestaat uit één woonlaag. De brand heeft gewoed in de kinderslaapkamer, links achter de voordeur. Alle overige ruimtes zijn aangetast door roet.
Omschrijving brandschade
De brand had plaatsgevonden in de slaapkamer direct links achter de voordeur. De brand had voornamelijk plaatsgevonden op het bed. Wij zagen dat het matras van het bed voor het bed op de vloer lag. De bedrand was rondom aangetast door vuur. Het matras van het bed was eveneens deels verbrand. In de raamopening van de kamer lag een houten plank, behorende aan de voorzijde van het bed. Deze plank was eveneens aangetast door vuur. In de kamer waren de muren en het plafond, ter hoogte en boven het bed, ernstig aangetast door vuur en hitte. Op deze plaats heeft de grootste hittebelasting plaatsgevonden. In de slaapkamer stelden wij een onderzoek in naar de aanwezigheid van vluchtige ontbrandbare stoffen, welke mogelijk ter bevordering van de brand zouden zijn gebruikt. Hierbij verkregen wij een positieve indicatie voor de aanwezigheid van een vluchtige stof in het hoeslaken van het matras. Dit hoeslaken stelden wij veilig voor verder onderzoek. Op of aan het bed zagen wij geen wandcontacten of andere elektrische voorzieningen welke de brand zouden hebben kunnen veroorzaken.
Conclusie
Gelet op de afwezigheid van een elektrische of technische oorzaak én het aantreffen van een indicatie voor een vluchtige ontbrandbare stof kan worden gesteld dat er in deze sprake is van brandstichting met het gebruik van een vluchtige ontbrandbare stof ter bevordering van de brand.
Gevaarstelling
Het betrof in deze een binnenbrand, in een slaapkamer van een woning. Hierbij is uitbreiding van de brand zeer aannemelijk. Er is in deze sprake van gemeen gevaar voor goederen. Op het moment van ontstaan van de brand waren er personen en dieren in de woning aanwezig. Gelet op het feit dat de brand zich in de woning had kunnen uitbreiden én er gebruik werd gemaakt van een vluchtige stof ter bevordering van de brand is er in deze sprake geweest van levensgevaar voor
personen en dieren.
Sporenafhandeling
Het veiliggestelde hoeslaken [AALP7256NL] werd toegezonden aan het NFI teneinde vast te stellen welke vluchtige stof hierin aanwezig is.
Monster spoor
Spoornummer: PL2300-2018109616-52175
SIN: AALP7256NL
Spooromschrijving: brandrest, hoeslaken
Plaats veiligstellen: in deels verbrande matras voor bed
3.
De verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen naar aanleiding van een brand in [plaats] op 19 juli 2018 van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 27 augustus 2018, zaaknummer 2018.08.01.156 (aanvraag 01), opgemaakt door rapporteur dr. M.M.P. Grutters, p. 53 t/m 56, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Vraagstelling
Bevat het monster vluchtige stoffen die afkomstig zijn van een ontbrandbare vloeistof?
Conclusie
SIN AALP7256NL: in het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine
4.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 19 juli 2018, p. 70 t/m 72, voorzover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 2] :
Ik woon op het adres [a-straat 1] te [plaats] . Ik woon daar samen met mijn zoontje [betrokkene 2] . Mijn dochter [betrokkene 1] is sinds een paar dagen bij mij komen wonen. In september 2015 ben ik een relatie aangegaan met [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1977. [verdachte] woont vanaf 6 juni 2018 niet meer bij mij op de [a-straat] . Vanaf de dag dat [verdachte] bij mij is vertrokken is de ellende begonnen. In de afgelopen zes weken heeft [verdachte] mij geregeld bedreigd. Ik doe aangifte van brandstichting, gepleegd in mijn woning [a-straat 1] te [plaats] op 19 juli 2018. Er zijn goederen onherstelbaar beschadigd door de brand. Het telefoonnummer waarmee [verdachte] berichten stuurde is [telefoonnummer 1] . Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
5.
Een proces-verbaal melding brandweer, d.d. 6 augustus 2018, p. 122 t/m 124, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 6 augustus 2018 was ik doende met het onderzoek naar aanleiding van een brandstichting op 19 juli 2019 op het adres [a-straat 1] te [plaats] . Naar aanleiding van bovenstaand onderzoek werden bij de brandweer drie binnenkomende 112-meldingen gevorderd. Hieronder wordt de melding van de dochter van aangeefster [benadeelde 2] zo veel als mogelijk woordelijk uitgewerkt.
Betreffende melding werd gedaan op 19 juli 2018 te 14.32.24 uur.
Centralist brandweer: meldkamer brandweer
Meldster: Hoi brandweer. Ik wil graag een brand melden alsjeblieft. De woning is in de fik gezet.
C: welke plaats?
M: [plaats] , [a-straat 1]
C: Brand is op de begane grond?
M: Ja is op de begane grond.
C: U zei iets van brandstichting?
M: Ja, mijn ex-stiefvader is net binnen geweest.
C: Wat heeft hij in brand gestoken?
M: De woning. Staat in vuur en laaien.
C: Welk vertrek staat in brand?
M: De slaapkamer
6.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 19 juli 2018, p. 86 t/m 89, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [betrokkene 1] :
V: Wat kun jij vertellen over de brandstichting?
A: De dader is [verdachte] . Dit weet ik omdat ik dat heb gezien. Ik zat met mijn broertje in de woonkamer. Ik ben naar het washok gelopen. Toen ik klaar was, liep ik terug naar de woonkamer. Ik liep toen langs de deur die naar de gang gaat. Op het moment dat ik daar langs liep, vloog de deur van de woonkamer naar de gang in een keer hard open. Ik ben toen naar de deur gelopen om de deur dicht te maken. Op dat moment zag ik [verdachte] in de gang van de woning staan. Ik zag dat [verdachte] iets gooide in de kamer van mijn broertje [betrokkene 2] . Ik zag dat hij met zijn arm een zwaaiende beweging maakte. Hij gooide iets. Direct nadat hij iets gooide in de slaapkamer van mijn broertje is hij naar buiten gegaan. Op dat moment rende ik naar mijn broertje. Ik denk dat ik ongeveer 5 seconden later zwarte rook uit de gang zag komen de woonkamer in. Op dat moment heb ik tegen mijn broertje gezegd dat hij het rolluik dat naar de slaapkamer van mijn moeder leidt omhoog moest doen. Ik was op dat moment al aan het bellen met de brandweer. Ik was toen aan het proberen om de schuifpui achter het rolluik open te maken. Toen we het rolluik en de schuifdeur open hadden zijn we hierdoor gegaan. We kwamen toen uit in de slaapkamer van mijn moeder. In de slaapkamer van mijn moeder is een schuifdeur naar buiten. Ik herken [verdachte] uit duizenden. Ik heb drie jaar met hem in een huis gewoond dus ik herken hem direct.
7. Een proces-verbaal camerabeelden, d.d. 4 januari 2019, p. 65 t/m 69, voor zover inhoudende
als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 23 december 2018 en 4 januari 2019 bekeek ik diverse veiliggestelde camerabeelden naar aanleiding van een brandstichting, gepleegd op 19 juli 2018 op het adres [a-straat 1] te [plaats] . Ik bekeek camerabeelden van het adres [b-straat 1] te [plaats] . Deze zijn circa 230 meter gelegen vanaf de plaats delict. De tijd van de gevorderde camerabeelden kwam overeen met de daadwerkelijke tijd. De camerabeelden hebben zicht op een deel van de openbare weg de [b-straat] . Hierbij is de aanrijroute vanuit de plaats delict vanuit de linkerzijde van het beeld. Ik zag dat om 14.30.26 uur twee personenauto’s vanuit de richting van de [a-straat] (links) door het beeld kwamen gereden in de richting van de [c-straat] te [plaats] . Ik zag dat achter een personenauto een andere personenauto reed. Ik herkende de vorm van deze auto als een Opel Omega. Door middel van de camerabeelden frame voor frame te bekijken zag ik dat aan de achterzijde een Nederlandse kentekenplaat zat met de combinatie [kenteken] . Ik zocht middels BVI-B op het kenteken [kenteken] . Deze stond op naam van [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] 1946. Mij is ambtshalve bekend dat dit de vader betreft van verdachte [verdachte] . Bij controle middels bevraging van de Gemeentelijke Basisadministratie zag ik dat dit inderdaad de vader van verdachte [verdachte] betrof. Uit het onderzoek is reeds gebleken dat [verdachte] tevens ervan wordt verdacht personenauto’s op naam van zijn vader te zetten om er zelf gebruik van te blijven maken. Hiervan werd reeds aangifte gedaan tegen [verdachte] . In deze aangifte werd tevens een personenauto genoemd, voorzien van het kenteken [kenteken] .
8.
Een geschrift, te weten een kopie van een brief van het RDW, d.d. 4 juli 2018, p. 143, voor zover inhoudende:
Geadresseerde: [benadeelde 1] , [d-straat 1] , [plaats]
Kenmerk: [kenteken]
Onderwerp: kentekenbewijs en tweede gedeelte tenaamstellingscode
9.
Een proces-verbaal van bevindingen tapgesprek #649, d.d. 8 januari 2019, p. 147, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 7 januari 2018 luisterde ik naar een gedeelte van het tapgesprek, sessienummer 649 uit van getapte lijn Imei-nummer [001] van 31 juli 2018. Vanaf het Imei-nummer [001] werd middels het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebeld met telefoonnummer [telefoonnummer 3] . De gebelde vrouw stelt zich voor als een medewerker van FBTO. De bellende man stelt zich voor als [benadeelde 1] en zegt geboren te zijn op [geboortedatum] 1947. Hij belt over een Opel Omega met kenteken [kenteken] . Het gesprek gaat over het verzekeren van deze auto. Ik herken de stem van de bellende man als de stem van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1977.
10.
Een proces-verbaal bevindingen telecomgegevens, d.d. 30 juli 2018, p. 101 t/m 115, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Naar aanleiding van een brandstichting in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] , gepleegd op 19 juli 2018, werd door de districtsrecherche van het district Parkstad een onderzoek ingesteld.
Onderzoeksgegevens
Uit voornoemd onderzoek bleek dat [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, als verdachte kon worden aangemerkt. Verder is gebleken dat genoemde [verdachte] gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Onderzoeksvraag
Door genoemd onderzoeksteam werd het verzoek gedaan om de door de providers verstrekte telecomgegevens inzichtelijk te maken.
Gebruik telefoonnummer [telefoonnummer 1] en mobiel telefoontoestel
Van genoemd telefoonnummer werden bij de provider KPN de historische verkeersgegevens gevorderd over de periode 20 april 2018 tot en met 22 juli 2018. Uit de verstrekte gegevens bleek dat in de opgevraagde periode genoemd telefoonnummer in gebruik was in de periode 7 juli 2018 tot en met 22 juli 2018. In laatstgenoemde periode was dit telefoonnummer actief in twee verschillende telefoontoestellen. Deze toestellen waren voorzien van Imei-nummers:
- [002] (in de periode 7 juli tot en met 14 juli 2018)
- [001] (in de periode 17 juli 2018 tot en met 22 juli 2018)
Mobiele telefoon Imei-nummer [001]
Op 19 juli 2018 tussen 07.02.51 en 20.24.00 was het telefoonnummer [telefoonnummer 1] actief in de mobiele telefoon voorzien van het Imei-nummer [001] . In de navolgende tabel is het geregistreerde telecomverkeer van genoemde mobiele telefoon weergegeven. De cell-ID’s geven diverse locaties aan.
Uit de telecomdata bleek dat genoemde mobiele telefoon zich op 19 juli 2018 om 14.32.55 uur bevond in het gebied van de Cell-ID 24476. Het geografisch gebied van deze Cell-ID is weergegeven op de geografische afbeelding, waarbij de locatie van de plaats delict eveneens is aangegeven (opmerking hof: op de afbeelding is de locatie [a-straat 1] , [plaats] weergegeven, welke locatie binnen het gebied van de Cell-ID 24476 valt).
11.
Een proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, d.d. 26 augustus 2019, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
Ik had dat toestel eindigend op 791 die dag bij mij (het hof begrijpt: op 19 juli 2018 het toestel met telefoonnummer [telefoonnummer 1] ).
12.
Een verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 17 maart 2021, voor zover inhoudende:
Op 19 juli 2018 ben ik met een zwarte Opel Omega met het kenteken [kenteken] naar [plaats] gereden. Ik ben in de buurt van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] geweest.”