4.3.De bewijsoverwegingen van het hof houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in (met overneming van voetnoten):
“
Standpunt advocaat-generaal
Allereerst is de advocaat-generaal van mening dat [betrokkene 2] kan worden aangemerkt als een betrouwbare getuige. Zijn verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daar komt bij dat hij ook belastend over zichzelf heeft verklaard. Er is geen reden waarom [betrokkene 2] over verdachte zou liegen. De verklaringen van [betrokkene 2] kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de criminele organisatie gericht op hennepteelt. Daartoe acht zij onder meer van belang dat [betrokkene 2] de Ford Transit in verband heeft gebracht met de hennep. In dit verband wordt de verklaring van [betrokkene 2] ondersteund door de verklaring van [betrokkene 3]. De verklaring van [betrokkene 2] over het feit dat [betrokkene 1] bij de huur van de loods aan de [a-straat] in Utrecht aanwezig was, wordt bevestigd door de verhuurder van de loods. Op diverse locaties, die [betrokkene 2] heeft gehuurd, zijn hennepkwekerijen dan wel ontmantelde kwekerijen aangetroffen. Voorts bevinden zich gesprekken van vertrouwelijk opgenomen communicatie (OVC-gesprekken) met onder meer verdachte in het dossier, die gaan over hennepteelt, handel in hennep en het huren van locaties. Uit deze OVC-gesprekken komt naar voren dat verdachte zich daadwerkelijk met hennepteelt bezighoudt. Ten aanzien van de pleegperiode acht de advocaat-generaal, rekening houdend met de detentiekaart van verdachte, een pleegperiode van 8 mei 2012 tot 16 juni 2014 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de overige tenlastegelegde subonderdelen heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot vrijspraak.
Verweren verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde bepleit. Zij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat [betrokkene 1], die in hoger beroep als getuige is gehoord, geen wezenlijk gedetailleerde bijdrage levert aan het ontkoppelen van verdachte aan deze zaak.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de kerngetuige [betrokkene 2] niet het predicaat ‘betrouwbaar’ had mogen worden gegeven. Op de betrouwbaarheid van [betrokkene 2] is zo veel af te dingen dat zijn verklaringen niet als fundament mogen worden gebruikt om daar een veroordeling op te baseren. De raadsvrouw wijst in dit verband onder meer op de houding van [betrokkene 2] tijdens het afleggen van zijn verklaringen over [betrokkene 1] en over verdachte ten opzichte van zijn houding tijdens het afleggen van verklaringen over anderen. Het lijkt erop dat [betrokkene 2] anderen uit de wind heeft willen houden. Zowel de recherche als het openbaar ministerie gaan ervan uit dat de bijnaam van verdachte ‘appelwang’ is. Verdachte ontkent dat hij de bijnaam ‘appelwang’ heeft of heeft gehad. Daar komt bij dat inmiddels vaststaat dat de bijnaam ‘appelwang’ in de andere losstaande zaak toebehoorde aan een ander dan verdachte. Daarnaast heeft [betrokkene 2] ingrijpende persoonlijke problemen die niet pleiten voor het onderbouwen van een betrouwbaarheidspredicaat. Verder heeft [betrokkene 2] in zijn eerste verhoor verklaard dat hij van verdachte “nooit wat gezien heeft”. “De schuld” voor de strafbare gedragingen worden dan in geheel bij [betrokkene 1] gelegd. Vanaf het moment dat [betrokkene 2] ook over verdachte belastend gaat verklaren, verklaart hij over bepaalde onderwerpen tegenstrijdig, niet consequent of in strijd met de feiten of zonder redenen van wetenschap. Geconcludeerd moet worden dat het riskant is om de verklaringen van [betrokkene 2] ten grondslag te leggen aan de vaststelling van feiten. Voor het reconstrueren van feiten is een betrouwbaar fundament noodzakelijk. Dit fundament ontbreekt. De raadsvrouw heeft verzocht geen gebruik te maken van de verklaringen van [betrokkene 2] voor het bewijs.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelnemen aan de tenlastegelegde criminele organisatie. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte handelingen heeft verricht die ondersteunend waren voor de deelnemers van de criminele organisatie. Voor verdachte is het niet kenbaar geweest dat [betrokkene 1] deel uitmaakte van de criminele organisatie. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om, naast de verklaringen van [betrokkene 2], ook de verklaringen van [betrokkene 3] niet te gebruiken voor het bewijs. Ten aanzien van de OVC-gesprekken heeft de raadsvrouw opgemerkt dat deze gesprekken hebben plaatsgevonden na het tenlastegelegde. Verdachte heeft in deze gesprekken zijn mening geventileerd over de wijze waarop [betrokkene 1] de hennepteelt ‘behandelde’. Ten slotte komt verdachte niet of nauwelijks in beeld in deze zaak, zowel qua technisch bewijs als qua observaties als qua betrouwbaar-tactisch bewijs. De enkele vaststelling dat verdachte omging met [betrokkene 1] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring over te gaan.
Oordeel hof
Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 2 grotendeels over. De uit het vonnis van de rechtbank overgenomen overwegingen zijn cursief weergegeven.
Criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling terzake deelneming aan een criminele organisatie dient te worden vastgesteld dat sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de Organisatie.
Partiële vrijspraken
Met het openbaar ministerie en de verdediging is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die was gericht op de in de tenlastelegging bij het tweede tot en met zesde gedachtestreepje genoemde misdrijven.
Bewezenverklaring feit 2: deelname aan een criminele organisatie inzake hennep
De rechtbank neemt voor (...) dit onderdeel van de tenlastegelegde criminele organisatie de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Aantreffen van de hennepkwekerijen
[a-straat] in Utrecht
De garagebox aan de [a-straat 1] wordt vanaf 1 januari 2013 verhuurd door [betrokkene 4] aan [betrokkene 2].[betrokkene 4] verklaart dat er bij het afsluiten van de verhuur ook een blanke Nederlandse jongen van nog geen 30 jaar oud aanwezig was die zich ‘[betrokkene 1]’ noemde.De huur voor de box blijkt te worden voldaan door de vriendin en de moeder van [betrokkene 2].
Medio april 2013 gaat [betrokkene 4] bij de box kijken en treft daar een hennepplantage aan.
Uit telecomonderzoek blijkt dat veelvuldig contact is geweest tussen de telefoonnummers van verdachte [betrokkene 1] ([telefoonnummer 1]) en [betrokkene 2] ([telefoonnummer 2]) in de periode van 12 februari 2013 tot 10 april 2013.
[b-straat] in Groot-Ammers
De politie stelt op 4 december 2013 onderzoek in bij het pand aan de [b-straat 1] in Groot-Ammers, omdat er water stroomt uit het bedrijfspand. Hierbij wordt een hennepkwekerij aangetroffen.Diezelfde dag komt [betrokkene 2] aan bij de box en overhandigt de politie de sleutel van het pand.De huur van het pand blijkt vanaf 15 februari 2013 op zijn naam te staan.De betalingen voor de huur worden gedaan door de vriendin en moeder van [betrokkene 2], onder de vermeldingen ‘huur [betrokkene 2]' en ‘klussenbedrijf [A]’.
Uit de aangifte van verhuurder [betrokkene 5] en de telecomgegevens van [betrokkene 2] blijkt dat [betrokkene 5] op 3 december 2013 telefonisch contact heeft gezocht met [betrokkene 2] over de lekkage.[betrokkene 2] heeft op 3 december 2013 tussen 15.10 uur en 17:05 uur in totaal 17 keer contact gezocht met het telefoonnummer [telefoonnummer 3], van wie V.O.F. [B] de tenaamgestelde is.
[c-straat] in Hilversum
Uit bankgegevens van [betrokkene 2] en zijn vriendin en moeder, blijkt dat per 1 april 2012 huur wordt betaald voor een loods aan de [c-straat 1] in Hilversum.Uit de huurovereenkomst blijkt dat de eigenaar van de loods, [betrokkene 6], de loods per 1 april 2012 aan [betrokkene 2] heeft verhuurd.
De politie treft op 18 maart 2014 een ontmantelde hennepkwekerij aan, waar (onder andere) hennepresten, snoeischaartjes, goederen voor de groei en kweek van hennepplanten, potgrond, verdroogde stekken, assimilatielampen en een irrigatiesysteem worden aangetroffen.
Uit telecomgegevens blijkt dat verdachte [betrokkene 1], in de periode van juli tot oktober 2013, 15 keer contact heeft gehad met het telefoonnummer van [betrokkene 7], de huurder van de voorzijde van de loods in Hilversum.De politie heeft tijdens het aantreffen van de kwekerij geconstateerd dat er vanuit de loods van [betrokkene 7] een doorgang was via een luik met een ladder naar het deel van de loods dat op naam van [betrokkene 2] werd gehuurd.
De OVC-gesprekken
In het onderzoek zijn met behulp van Opname Vertrouwelijke Communicatie (OVC) apparatuur, gesprekken in de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] afgeluisterd en uitgewerkt.
Op 15 april 2014 vindt een gesprek plaats tussen [betrokkene 1] en een NNman:
[betrokkene 1]: ‘Kijk, als jij gewoon je dingen doet dan maken we ondertussen die hokken allemaal schoon.’ [betrokkene 1]: ‘Die hier, die trekken het niet’
NNman: ‘wat?’
[betrokkene 1]: ‘Niet met éénenveertig graden, die trekken het juist niet, reken maar uit.’
[betrokkene 1]: ‘Nee maar doordat het te heet is, gaat alles de lucht in’
[betrokkene 1]: ‘Nu, overal twee lampen, staan er nu maar vier aan in elke, vier max vijf. Misschien als er al echt toppen in zitten, dan kan je nog gauw effe die twee aanzetten.’
Op 18 april 2014 vindt een gesprek plaats tussen [betrokkene 1] en [verdachte]:
[betrokkene 1]: ‘ja, 20 ofzo he’
[verdachte]: ‘He?’
[betrokkene 1]: ‘27 gram ofzo’
[verdachte]: ‘oh ken wel, heb ik eigenlijk nog niet uitgerekend, ik ga zeg maar uit van uhh 320’
[betrokkene 1]: ‘het is wel meer dan de vorige keer’
[verdachte]: ‘nee joh, de vorige keer was...gruis... normaal hadden we die 280 aan die wous gegeven, maar ja die rookt niet meer dus, dat gaat gewoon in onze eigen zak toch?’
[verdachte]: ‘het zal misschien een paar laatste zuiger die...er wordt niet met sproeiertjes water gegeven. De boel is te warm... blaas uitgezet, snap je, dat is allemaal gebeurd allemaal in de vitale weken, de laatste twee weken’
[betrokkene 1]: ‘ja en wat heb je gezegd?’
[verdachte]: ‘dat raam moet gewoon aangepast worden, dat het niet zo warm wordt. Kijk in principe, misschien geeft hij wel gewoon goed water, maar als dat als dat, als het veel te heet wordt... Kijk als ik ergens binnen kom lopen ja, in de groei maakt niet uit, dan weet ik dit voelt niet goed. Maar hij is gewoon maf in z'n kop. Hij komt in de zesde week een keer aan...ja ze zijn een beetje geel... een beetje geel? Het leek wel herfst.’
Op 19 april 2014 vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 1] en [verdachte]:
[verdachte]: ‘Kamers ook jongen, 12 graden, dat is goed dan worden ze niet zo groot die heesjes’
[betrokkene 1]: ‘en dan is het ja dit is toch, dan is het slecht geknipt of wat dan ook’
Op 21 april 2014 vindt er een gesprek plaats tussen [betrokkene 1] en [verdachte]:
[verdachte]: ‘die vijf kilo ga je nooit halen. Veelste dun gelegd, er ligt bijna niks op die netten, op sommige netten ligt nog geen honderd gram. Dus dat ga je nooit halen, normaal gesproken als ik ze gelegd he, dik gelegd’
[betrokkene 1]: ‘ja maar het maakt nou niet uit...’
[verdachte]: ‘normaal gesproken, als ik het dik gelegd heb dan weet ik dat je ongeveer om en nabij de 250 gram er af haalt, snap je?’
[betrokkene 1]: ‘ja’
[verdachte]: ‘die haal je er altijd ongeveer vanaf dat weet ik gewoon, maar hoe het nou ligt dat is het nooit, snap je, dat zie ik nou al, dan heb je nog heel veel kleine zooi.’
[betrokkene 1]: ‘ja’
[verdachte]: ‘misschien droogt het wel wat zwaarder in, weet jij veel. Ik hoop dat het vijf kilo is maar ik ben er bang van.’
[verdachte]: ‘ja je hebt sowieso, deze is sowieso de zesde keer, stel, kijk maar als je een jaar hebt gedraaid en dat we ook zeg maar twee keer hebben stilgestaan en nog eens een keertje vijf weken, vijf weken lopen kutten voordat we de stekkies kregen dus je hebt in totaal wel vijf maanden stilgestaan.’
De verklaringen van getuige [betrokkene 2]
heeft - zakelijk en verkort weergegeven - het volgende verklaard over de hennepkwekerijen:
‘Die bus was voor ons groepje, [betrokkene 1] en zo, om spullen te halen, voor de wiet enzo.’
‘Ik heb twee ruggen moeten betalen omdat ik die auto kwijt ben geraakt. Die moest ik aan [betrokkene 1] betalen. Dit geld is van de wiet afgetrokken.
‘Die in Zeist heb ik voor [verdachte] gehuurd. En verder De Bilt, Bunnik en Lagerweide, bij [betrokkene 4], die wietkwekerij. Toen heeft [betrokkene 1] geholpen de spullen weg te rijden. Hun doet wat daar, maar ik moet het opruimen omdat het op mijn naam staat. Die loods was eerst voor mij. Heel snel ging er wiet in. Die garage in de Bilt is gehuurd om al die spullen van de wietkwekerij uit Lagerweide daar te stallen. [betrokkene 1] heeft mij toen geholpen de spullen weg te halen.
‘Die Ford Transit was aangeschaft voor ons groepje. Ik bedoelde daarmee [betrokkene 1] ik en [verdachte] die erin reden. Zij hebben hem gekocht, maar ik mocht er in rijden. Ik denk dat [betrokkene 1] hem heeft betaald.
‘Ik werd benaderd door [betrokkene 1], maar ook [verdachte]. Ze vragen gewoon, wil je iets op je naam zetten. Of ze doen een briefje door de deur. Ik moest huren en zij deden er wiet in. Met zij bedoel ik [betrokkene 1] en [verdachte].
De [a-straat] heb ik voor iemand anders gedaan. [betrokkene 1] was er wel bij. Die loods stond op mijn naam. De sleutel heeft [betrokkene 4] aan [betrokkene 1] gegeven. Hij heeft ook betaald.
‘Ik kreeg het huurgeld voor de [a-straat] van [betrokkene 1].
'Via [betrokkene 1] ben ik aan Hilversum en Groot-Ammers gekomen. [betrokkene 1] houdt zich bezig met hennepteelt, maar hij is niet zo groot. Hij wil ook wat geld verdienen. Ik durf niet te zeggen van wie die hennepplantage was. De sleutel is naar [betrokkene 1] gegaan.’
‘Groot-Ammers was voor [betrokkene 1] maar ook voor mezelf. En voor [verdachte] ook. De laatste paar maanden zat er hennep in.’
Bruikbaarheid verklaringen [betrokkene 2]
De verklaringen van [betrokkene 2] zijn op de hierboven genoemde punten voldoende specifiek, concreet en vinden bovendien steun in andere onderdelen van het proces-verbaal. De rechtbank overweegt hiertoe onder meer dat de verhuurder van de loods aan de [a-straat] heeft aangegeven dat bij het afsluiten van de huurovereenkomst een blanke jongen van nog geen 30, die [betrokkene 1] heette, betrokken was. [betrokkene 1] wordt ook wel [betrokkene 1] genoemd. Daarnaast verklaart [betrokkene 3] dat hij een Ford Transit op zijn naam heeft gehad en dat hij door [betrokkene 1] werd gevraagd naar deze auto te kijken. [betrokkene 1] en verdachte hebben beiden een deel van de koopprijs van de Ford Transit voldaan.Deze verklaring van [betrokkene 3] bevestigt de verklaring van [betrokkene 2] dat de Ford door [betrokkene 1] en verdachte werd gekocht en door hen drieën werd gebruikt. Voorts bieden de OVC-gesprekken een sterke ondersteuning voor de verklaringen van [betrokkene 2], nu uit de inhoud van deze gesprekken evident blijkt dat [betrokkene 1] en verdachte zich bezig hielden met hennepteelt.
Het hof voegt hier als overweging aan toe dat niet aannemelijk is geworden dat [betrokkene 2] verdachte ten onrechte heeft beschuldigd om zo een ander persoon uit de wind te houden. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd is een onvoldoende onderbouwing van deze stelling en het komt ook niet op andere wijze uit het dossier naar voren.
De rechtbank acht de verklaringen van [betrokkene 2] bruikbaar voor het bewijs en neemt de rechtbank deze mee in haar beoordeling.
Zoals hiervoor al overwogen dient voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie (...) te worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Deelneming impliceert opzet, dat wil zeggen dat verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat [betrokkene 2], [betrokkene 1] en verdachte hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het telen van hennep. Zij hebben een gestructureerd samenwerkingsverband gevormd en hebben ieder een aandeel gehad in, dan wel ondersteunende gedragingen verricht die rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
De rechtbank overweegt daartoe dat de samenwerking tussen verdachten blijkt uit het volgende. Verdachte en [betrokkene 1] hebben samen de Ford Transit gekocht, (mede) ten behoeve van de hennepteelt. Ze hebben, tezamen met [betrokkene 2], meerdere kwekerijen op verschillende locaties opgezet, onderhouden en/of verzorgd. De kwekerijen bevinden zich in loodsen die [betrokkene 2] op zijn naam huurt en vanaf zijn bankrekening of die van zijn (ex)vriendin of zijn moeder betaalt. [betrokkene 1] stelt hiervoor het huurgeld ter beschikking en zorgt, samen met verdachte, voor het planten van de stekjes in de loodsen.
De OVC gesprekken dateren weliswaar van (kort) na het oprollen van de laatste kwekerij die in het kader van dit onderzoek is aangetroffen, maar uit de inhoud van de gesprekken blijkt evident dat [betrokkene 1] en verdachte zich bezig houden met hennepteelt. Zij spreken met elkaar over eerdere oogsten en wat de opbrengst dit keer zal zijn en zij overleggen met elkaar over het telen en de verzorging van de planten. Uit de gesprekken blijkt dat kennelijk sprake is van nog een andere kwekerij.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verdachten gedurende een langdurige periode gezamenlijk in georganiseerd verband bezig zijn geweest met hennepteelt. De rechtbank kan daarom uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen niet anders concluderen dan dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
Ten aanzien van de pleegperiode
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 1 april 2012 deel heeft genomen aan de criminele organisatie, omdat de loods aan de [c-straat] in Hilversum met ingang van 1 april 2012 is gehuurd op naam van [betrokkene 2]. Op 16 juni 2014 werd verdachte aangehouden.”