ECLI:NL:PHR:2021:797

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
20/00277
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in cassatie wegens niet indienen middelen

In deze zaak betreft het een cassatieberoep van de verdachte, die niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, F.W. Bleichrodt, concludeert dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. De zaak is gerelateerd aan eerdere uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waar de verdachte werd verplicht om een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 25.014,00 aan de Staat te betalen. De uitspraak van het hof dateert van 15 januari 2020. De verdachte, geboren in 1981, heeft geen schriftuur ingediend, waardoor het voorschrift van artikel 437, tweede lid, in samenhang met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering niet is nageleefd. De aanzegging in cassatie is op 12 september 2020 rechtsgeldig betekend aan de verdachte op zijn adres. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep, wat betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling zal nemen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer20/00277 P
Zitting8 juni 2021

CONCLUSIE

F.W. Bleichrodt
In de zaak
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de betrokkene.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft het door de betrokkene verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel bij uitspraak van 15 januari 2020 vastgesteld op € 25.014,00 en hem de verplichting opgelegd tot betaling van dat geldbedrag aan de Staat.
De zaak hangt samen met de zaken met zaaknummers 20/00154 ( [medeverdachte 1] ), 20/00153 ( [medeverdachte 1] ) en 20/00272 ( [medeverdachte 3] ). In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de betrokkene is beroep in cassatie ingesteld. Er is geen schriftuur ingediend.
De aanzegging in cassatie is op 12 september 2020 in persoon aan de betrokkene uitgereikt op het adres [a-straat 1] te [plaats] . [1] Aldus is de aanzegging overeenkomstig art. 36e, eerste lid, onder b, Sv rechtsgeldig betekend.
5. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is het voorschrift van art. 437, tweede lid, in samenhang met art. 511h Sv niet in acht genomen, zodat de betrokkene niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Uit een bevraging BRP van de betrokkene blijkt dat de betrokkene destijds op dat adres stond ingeschreven.