ECLI:NL:PHR:2021:602

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
19/05687
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en drugshandel

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die eerder door het gerechtshof 's-Hertogenbosch is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren en acht maanden. De veroordeling was gebaseerd op deelname aan een criminele organisatie met als doel het plegen van misdrijven, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte heeft geen middelen ingediend in cassatie, wat betekent dat er geen schriftelijke argumenten zijn gepresenteerd ter ondersteuning van het beroep. De aanzegging van het cassatieberoep is op 16 juni 2020 aan de verdachte uitgereikt, en de raadsman is op 19 juni 2020 op de hoogte gesteld van deze betekening. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur heeft ingediend, is hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, wat betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling zal nemen. Deze zaak hangt samen met meerdere andere zaken tegen medeverdachten, wat de complexiteit van de zaak vergroot.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/05687
Zitting6 april 2021

CONCLUSIE

F.W. Bleichrodt
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 5 december 2019 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens onder 1 “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”, onder 2 subsidiair “medeplichtigheid aan/tot medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod”, onder 3 “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en onder 6 “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en acht maanden.
2. De zaak hangt samen met de zaken tegen medeverdachten, met zaaknummers 19/05611 ([medeverdachte 1]), 19/05598 ([medeverdachte 2]), 19/05600 P ([medeverdachte 2]), 19/05498 ([medeverdachte 3]), 19/05617 ([medeverdachte 4]), 19/05738 ([medeverdachte 5]), 19/05777 ([medeverdachte 6]), 19/05732 ([medeverdachte 7]), 19/05967 ([medeverdachte 8]), 19/05773 ([medeverdachte 9]) en 19/05685 ([medeverdachte 10]). [1] In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Er is geen schriftuur ingediend.
4. De aanzegging in cassatie is op 16 juni 2020 in persoon uitgereikt aan de verdachte op het adres [a-straat 1] te [plaats]. [2] Aldus is de aanzegging overeenkomstig art. 36e, eerste lid, onder b, Sv rechtsgeldig betekend. Daarnaast is op 19 juni 2020 mededeling van de betekening van de aanzegging gedaan aan de raadsman van de verdachte (J. van Rooijen, advocaat te Tilburg).
5. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv niet in acht genomen, zodat de verdachte niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.In de eveneens met deze zaak samenhangende zaken 19/05606 ([betrokkene 1]), 19/05662 ([betrokkene 2]) en 19/05525 ([betrokkene 3]) is het cassatieberoep ingetrokken.
2.Uit een bevraging BRP van de verdachte blijkt dat de verdachte destijds op dat adres stond ingeschreven.