2.4.Het bestreden arrest bevat de volgende bewijsoverweging:
“In de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] heeft de politie op 28 november 2017 kort gezegd een zogeheten productiestraat voor de vervaardiging van amfetamine aangetroffen. Volgens de ter zake forensisch deskundige van de politie is in meerdere goederen die onderdeel van die productiestraat vormden, amfetamine aangetroffen, onder andere in een jerrycan waarin twee liter vloeistof zat, naar later bleek houdende amfetamine en BMK.
De verdachte heeft bij de politie hierover verklaard dat hij weinig over de in verband met die productielijn aangetroffen spullen kan zeggen en niet weet van wie die spullen zijn. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard "met die spullen niets te maken te hebben". Verder heeft de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg, kort gezegd verklaard dat hij wel eens in die woning sliep, maar dat hij ook elders, onder meer door de week in Duitsland, verbleef en dat er ook andere mensen gebruik maakten van die woning. Door de verdediging is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep (waar de verdachte niet is verschenen), integrale vrijspraak bepleit voor het onder 1 tenlastegelegde.
Het hof acht bewezen dat de verdachte op genoemd adres opzettelijk een hoeveelheid amfetamine aanwezig heeft gehad. Het hof stelt, gezien het bewijsverweer van en namens de verdachte, voorop, dat voor een bewezenverklaring van het misdrijf opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen als bedoeld in art. 2, aanhef en onder C Opiumwet, niet vereist is dat de verdovende middelen, in casu de amfetamine, aan de verdachte toebehoren. Enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen is evenmin vereist. Voldoende is dat uit de door het hof te bezigen bewijsmiddelen genoegzaam blijkt van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte de amfetamine aanwezig had, in die zin dat deze amfetamine zich in zijn machtssfeer bevond en hij het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op die aanwezigheid had.
Het hof baseert de bewezenverklaring op de volgende, voor het bewijs van het opzettelijk aanwezig hebben relevante feiten en omstandigheden.
I. De verdachte was op 28 november 2017 en in de weken daarvoor feitelijk bewoner van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] , immers:
- Op het adres [a-straat 1] te [plaats] stond, zo relateert de politie, volgens de GBA niemand – dus ook niet iemand anders dan de verdachte –, ingeschreven.
- De woning was eigendom van ene [betrokkene 1] , die daar zelf niet verbleef. [betrokkene 1] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij een aannemersbedrijf heeft en veel mensen uit Polen in dienst heeft, zonder vast verblijf in Nederland. Een aantal van die werknemers zou gedurende enige tijd in de woning hebben verbleven. Toen de woning echter te zeer in verval raakte, aldus [betrokkene 1] , heeft hij het verblijf van Poolse werknemers aldaar niet langer toegestaan. De woning heeft toen een paar maanden leeg gestaan. Vervolgens, in juli 2017, kwam [betrokkene 1] in contact met de verdachte, in het verleden een van zijn werknemers, en nam hij de verdachte als zzp-er in dienst. Toen de verdachte zonder onderdak kwam te zitten omdat hij bij zijn moeder niet meer welkom was, mocht hij zijn intrek nemen in de woning aan de [a-straat ] . De verdachte zou die woning voor [betrokkene 1] opknappen en gedurende die tijd geen huur betalen. [betrokkene 1] denkt dat de verdachte die woning in augustus 2017 betrokken heeft. [betrokkene 1] heeft ook verklaard dat de verdachte daar alleen zou gaan wonen, en dat hij, [betrokkene 1] , niets weet van eventuele andere personen die daar zouden verblijven.
- De verdachte, heeft in de zaak die bij dagvaarding III aanhangig is gemaakt (aangever [aangever] ), ten overstaan van de politie in december 2017 verklaard dat, toen hij aan de [a-straat ] ging wonen, daar niemand anders woonde, dat er
- Uit de politiesystemen is, zo relateert de politie, voorts gebleken dat eind oktober 2017 door de wijkagent is gesproken met omwonenden van de [a-straat 1] . Daarbij werd vermeld dat er sinds de zomer van 2017 een man en vrouw wonen met een hond. Deze bewoners hadden toen kort ervoor een feestje gehouden. Ook werd verteld dat de bewoners dagelijks rond 18.00 uur thuis komen en dat dan de auto, zijnde een Fiat 500, achter in de tuin geparkeerd stond.
- De politie relateert dat, aan de hand van het nummerbord van de Fiat 500, gebleken is dat deze Fiat aan de moeder van de verdachte toebehoort. Uit de eigen verklaringen van de verdachte ten overstaan van de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg blijkt dat de verdachte vaker in deze auto rijdt. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij een hond heeft.
- Aangever [aangever] heeft in de zaak bij dagvaarding III aanhangig gemaakt, in december 2017 ten overstaan van de politie verklaard dat hij de verdachte een paar weken geleden in [plaats] had zien lopen en dat, toen hij de verdachte kort daarna een keer aan de lijn had, deze zei dat hij in het oude huis van [betrokkene 1] woonde.
- Toen de politie op dinsdag 28 november 2017 rond 10:00 uur in de ochtend in de woning is binnengetreden ter inbeslagneming, deed de verdachte open. Niet is gebleken dat er toen ook andere personen in de woning aanwezig waren.
- De verdachte heeft in de onderhavige zaak ten overstaan van de politie verklaard dat hij in juli 2017 de sleutel van de woning kreeg. Ook bij binnentreden bleek de verdachte over de sleutel van de woning te beschikken.
- De verdachte heeft in de onderhavige zaak ten overstaan van de politie verklaard dat de bank en de televisie die in de woning stonden, van hem waren, de op 28 november 2017 in de keukenla gevonden XTC-pil van hem was, dat het "witte poeder" van hem was en dat hij de toen ook aangetroffen munitie, die niet van hem was, eerder in een schaal op de salontafel had gelegd, welke schaal hij daar zelf had neergezet.
II. De verdachte was op de hoogte van de in de woning [a-straat 1] te [plaats] aanwezige amfetamine, althans heeft hij minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans daarop aanvaard, immers:
- Uit de zich in de strafdossier bevindende plattegrond van de woning, in combinatie met de bijgevoegde foto's, blijkt de woning (een rijtjeswoning) te beschikken over een begane grond met hal, woonkamer, keuken en bijkeuken en over een eerste verdieping met (onder meer) twee slaapkamers. De bijkeuken ligt in het verlengde van de keuken. Tussen de keuken en de bijkeuken bevindt zich een deur.
- De goederen waarin door de ter zake forensisch deskundige van de politie amfetamine is aangetroffen, waaronder een jerrycan en een kookketel, bevonden zich, zo relateert de politie, in de bijkeuken, alwaar een sterke chemische geur hing.
- De ter zake forensisch deskundige van de politie relateert dat hij tijdens het betreden van de bijkeuken een sterke geur van amfetamineachtige stoffen rook, dat hij zag dat daar een klein rvs kookketeltje op een gasbrander stond met daarnaast een zwarte emmer met daarin een pollepel en een kleine hoeveelheid donker bruin stroperige vloeistof/pasta ruikend naar de geur van amfetamine en dat deze ruimte vermoedelijk recent gebruikt was voor het vervaardigen c.q. bewerken van amfetamine.
- De politie relateert dat de verdachte op 28 november 2017, toen de politie binnentrad, naar de bijkeuken was gelopen. Zij, de verbalisanten, zagen dat de verdachte nog enkele zakken oppakte en die in een hoek van de bijkeuken neergooide. In de bijkeuken zagen zij, de verbalisanten enkele vaten met een vloeistof en 2 gasflessen staan en in de hoek van de bijkeuken zagen zij een aantal legen plastic tassen op voorwerpen liggen. Nadat zij de tassen hadden opgetild zagen zij een productievat voor de vermoedelijke productie van harddrugs en een emmer met een bruine vloeistof erin en een fietspomp staan. Zij zagen dat dit vat niet was afgesloten en dat uit de slang van de fietspomp een bruine vloeistof druppelde.
- De verdachte heeft in de onderhavige zaak ten overstaan van de politie verklaard in de woning in de bijkeuken te komen; hij bewaarde daar zijn gereedschap. Eveneens heeft de verdachte tegenover de politie verklaard de spullen in de bijkeuken te hebben gezien en ook van de aanwezigheid van het in de tuin aangetroffen geprepareerde biervat (onderdeel van de productiestraat) op de hoogte te zijn geweest.
- De verdachte heeft in de onderhavige zaak ten overstaan van de politie verklaard dat hij weet wat amfetamine is, en hij heeft beaamd dat hij het vreemd vond ruiken in de keuken.
- De politie relateert dat in de woonkamer papieren zijn gevonden met formules, ingrediënten voor het maken van synthetische drugs erop, welke papieren de verdachte volgens zijn verklaring gevonden had en waar hij "even naar gekeken" heeft.
III. Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zoals deze uit de bewijsmiddelen voortvloeien, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte op 28 november 2017 en in de weken daarvoor, anders dan hij ter verweer heeft aangevoerd, feitelijk (hoofd-)bewoner was van de [a-straat 1] en dat hij wetenschap had van de zich in de bijkeuken bevindende amfetamine, althans bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Dat brengt het hof – nu het hof geen aanwijzingen heeft of anderszins aannemelijk acht welke tot een andere slotsom aanleiding zouden dienen te geven – tot het oordeel dat de aangetroffen amfetamine zich in de machtssfeer van de verdachte bevond en dat daarmee de verdachte opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad in de zin van art. 2, aanhef en onder C van de Opiumwet. Het feit dat de verdachte zegt niet te weten van wie die in de bijkeuken aangetroffen spullen zijn en dat hij er niets mee te maken heeft, zoals hij heeft verklaard, doet daaraan – zo dat al juist is – onder de gegeven de omstandigheden niet af.
Het betoog van de raadsman van de verdachte ter zitting in hoger beroep – in essentie samengevat – dat de verdachte de door de politie aangetroffen verdovende middelen en daaraan gerelateerde zaken in het geheel niet aan het zicht heeft pogen te onttrekken ten tijde van de instap van de politie, zoals door de rechtbank is gesuggereerd, maakt het voren overwogene niet anders. Immers, de verdovende middelen bevonden zich gelet op de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen al veel langer in de woning waar de verdachte verbleef. Het hof verwerpt de gevoerde bewijsverweren.”