Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
middelklaagt dat het hof niet heeft gerespondeerd op het verweer dat de redelijke termijn is geschonden.
Het vonnis waarvan beroep
“Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 2]”en onder het kopje
“Strijd met artikel 6, derde lid, onder d EVRM?”komt te vervallen nu de raadsman van de verdachte dit verzoek en dit standpunt ter terechtzitting in hoger beroep niet heeft herhaald.
NJ2008/358 m.nt. Mevis heeft Uw Raad onder meer overwogen dat de rechter ambtshalve dient te onderzoeken of inbreuk is gemaakt op het in art. 6, eerste lid, EVRM vervatte recht op berechting binnen een redelijke termijn. Hij hoeft in zijn uitspraak alleen in bepaalde gevallen te doen blijken van dat onderzoek. Daaronder ressorteert het geval dat ter terechtzitting door of namens de verdachte ter zake verweer is gevoerd, ‘aangezien op een zodanig verweer een gemotiveerde beslissing dient te worden gegeven’ (rov. 3.8).