ECLI:NL:PHR:2019:322
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake inbeslaggenomen stukken en niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 27 januari 2017 verlof verleend aan de rechter-commissaris om inbeslaggenomen stukken over te dragen aan de bevoegde Belgische autoriteiten. Dit besluit is genomen naar aanleiding van verschillende huiszoekingen die zijn uitgevoerd op basis van een Belgisch rechtshulpverzoek. In deze context zijn er meerdere klaagschriften ingediend en is er om verlof verzocht, wat heeft geleid tot samenhangende zaken die onder andere de nummers 17/01674 B, 17/01677 B, 17/01678 B, 17/01679 B, 17/01714 B en 17/01715 B dragen.
De betrokken klagers, te weten [klager 1], [klager 2], [klager 3], [klager 4], [klager 5] en [klager 6], hebben cassatieberoep ingesteld. De aanzeggingen in cassatie zijn op verschillende data rechtsgeldig betekend, maar binnen de wettelijke termijn van één maand is er geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de belanghebbenden niet-ontvankelijk zijn in hun cassatieberoep, zoals bepaald in artikel 447 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de belanghebbenden niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep. Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke termijnen in het strafrechtelijke proces en de gevolgen van het niet indienen van tijdige middelen van cassatie.