ECLI:NL:PHR:2018:826

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
17/02754
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet indienen van middelen binnen de wettelijke termijn

In deze zaak betreft het een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 30 januari 2017 heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, met als alternatief vijftien dagen hechtenis. De zaak heeft samenhang met een andere procedure, genummerd 17/02751, waarover ook een conclusie wordt getrokken. De aanzegging van het cassatieberoep is op 9 december 2017 betekend, en de termijn voor het indienen van middelen van cassatie liep af op 9 februari 2018. Gedurende deze termijn is er echter geen schriftuur ingediend door de raadsman van de verdachte, mr. B. Tieman, die op 5 februari 2018 heeft laten weten dat hij geen cassatiemiddel zal indienen. Hierdoor kan de verdachte, volgens artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.

Conclusie

Nr. 17/02754
Zitting: 28 augustus 2018
Mr. A.E. Harteveld
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 30 januari 2017 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang met de zaak 17/02751. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte.
De aanzegging als bedoeld in art. 435 lid 1 Sv is op 9 december 2017 betekend. De in art. 437 lid 2 Sv gestelde termijn van twee maanden liep af op 9 februari 2018. Gedurende deze termijn is geen schriftuur houdende middelen van cassatie binnengekomen. Overigens heeft de raadsman van de verdachte, mr. B. Tieman, advocaat te Utrecht, per brief van 5 februari 2018 aan de Hoge Raad laten weten dat hij in de onderhavige zaak geen cassatiemiddel zal indienen.
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437 lid 2 Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG