Nr. 16/02376
Zitting: 30 januari 2018
Mr. F.W. Bleichrodt
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 8 april 2016 door het gerechtshof Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-850069-12 (door het hof genoemd: “zaak A”) wegens 1. “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, 2. “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking” en 3. “opzettelijk een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitsnetwerk veroorzaken terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte ontstaat”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
De onderhavige zaak hangt samen met de ontnemingszaak tegen de betrokkene (16/02377). In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. R. van Leusden, advocaat te Amsterdam, en mr. C. Grijsen, advocaat te Almere, hebben een middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelbehelst de klacht dat het hof het in de zaak met parketnummer 13-850069-12 onder 3 bewezen verklaarde feit ten onrechte heeft gekwalificeerd als “opzettelijk een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk veroorzaken terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte ontstaat”, aangezien in de tenlastelegging en de bewezenverklaring het bestanddeel “opzettelijk” ontbreekt.
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 13-850069-12 onder 3 ten laste gelegd dat:
“hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 24 februari 2011 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een gedeelte van) het elektriciteitswerk van perceel [a-straat 1] heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of een stoornis in de gang of de werking van een zodanig werk heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van een zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld terwijl daarvan gevaar voor goederen te duchten was, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer zegels van de huisaansluitkast verbroken ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening en/of (vervolgens) de (zogenaamde) shunt(jes) opengezet en/of een (illegale) elektriciteitsaansluiting aangebracht (die (buiten de meter om) een in die woning aanwezige en in werking zijnde hennepplantage van elektriciteit voorzag.”
6. Hiervan heeft het hof bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 1 december 2010 tot en met 24 februari 2011 te Diemen een gedeelte van het elektriciteitswerk van perceel [a-straat 1] heeft beschadigd en een stoornis in de werking van een zodanig werk heeft veroorzaakt en een ten opzichte van een zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gevaar voor goederen te duchten was, immers heeft de verdachte een zegel van de huisaansluitkast verbroken ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening en vervolgens de zogenaamde shunt(jes) opengezet en een illegale elektriciteitsaansluiting aangebracht die buiten de meter om een in die woning aanwezige en in werking zijnde hennepplantage van elektriciteit voorzag.”
7. Art. 161bis Sr luidt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, als volgt:
“Hij die opzettelijk enig electriciteitswerk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk veroorzaakt, of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:
1°.met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte ontstaat;
2°.met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
(…)”
8. Het hof heeft in de zaak met parketnummer 13-850069-12 het onder 3 bewezen verklaarde gekwalificeerd als “opzettelijk een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk veroorzaken terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte ontstaat”.
9. Het middel stelt een klassiek kwalificatieprobleem aan de orde: een tenlastelegging waarin niet alle bestanddelen van de delictsomschrijving zijn terug te vinden. In een dergelijk geval zal de rechter die het feit bewezen verklaart de verdachte moeten ontslaan van alle rechtsvervolging, tenzij hij van oordeel is dat sprake is van een evidente schrijffout en de tenlastelegging verbeterd kan worden gelezen.Voor een veroordeling ter zake van art. 161bis Sr is vereist dat bewezen wordt verklaard dat de verdachte de desbetreffende gedraging(en) opzettelijk heeft verricht. Het bestanddeel “opzettelijk” is evenwel noch in de tenlastelegging noch in de bewezenverklaring opgenomen. Daarbij merk ik nog op dat de wetgever, naast de doleuze variant van art. 161bis Sr, in art. 161ter Sr een culpoze variant van het delict in het Wetboek van Strafrecht heeft opgenomen, terwijl in de tenlastelegging geen enkele verwijzing naar schuld of opzet is terug te vinden. Het hof heeft het bewezen verklaarde dan ook ten onrechte gekwalificeerd als het “opzettelijk een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk veroorzaken terwijl daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte ontstaat”.Het middel treft in dit opzicht doel.
10. Het middel slaagt.
11. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de beslissingen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-850069-12 onder 3 ten laste gelegde en tot zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing als de Hoge Raad passend voorkomt.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden