ECLI:NL:PHR:2018:1505
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het ontbreken van middelen van cassatie
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de verdachte op 28 december 2016 veroordeeld tot een geldboete van €325, met vervangende hechtenis van 6 dagen, en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 53 dagen. Dit vonnis was een vernietiging van het eerdere vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 december 2015, waarin de verdachte was veroordeeld voor een overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft op 4 januari 2017 beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De aanzegging van het cassatieberoep is op 14 september 2017 aan de verdachte betekend. Echter, er zijn geen middelen van cassatie ingediend door of namens de verdachte, wat vereist is volgens artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat binnen twee maanden na betekening van de aanzegging een schriftuur met middelen van cassatie door een raadsman moet worden ingediend, anders is de verdachte niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep. Aangezien de verdachte niet door een raadsman is vertegenwoordigd en geen middelen heeft ingediend, concludeert de Procureur-Generaal dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.