ECLI:NL:PHR:2018:1489

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
17/02436
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de verdachte op 4 mei 2017 veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen, deelname aan een criminele organisatie, witwassen en het voorhanden hebben van een vervalst geschrift. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 334 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd het in beslag genomen rijbewijs onttrokken aan het verkeer. De zaak is samenhangend met andere strafzaken tegen medeverdachten en een ontnemingszaak. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, maar er is geen schriftuur ingediend. De aanzegging in cassatie is op 22 februari 2018 aan de griffier van de rechtbank Den Haag uitgereikt, omdat de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland had. De aanzegging is rechtsgeldig betekend aan de verdachte en zijn raadsman. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur heeft ingediend, is hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep.

Conclusie

Nr. 17/02436
Zitting: 18 december 2018
Mr. F.W. Bleichrodt
Conclusie inzake:
[verdachte]
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft de verdachte bij arrest van 4 mei 2017 wegens 1 en 4 “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak”, 2 “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”, 3 “witwassen, meermalen gepleegd” en 5 “opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 334 dagen, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de onttrekking aan het verkeer bevolen van het in beslag genomen rijbewijs.
De onderhavige zaak hangt samen met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 5] (17/02377), [medeverdachte 3] (17/02460), [medeverdachte 2] (17/02459) en [medeverdachte 4] (17/03567) en met de ontnemingszaak tegen [betrokkene] (17/02458). In deze zaken concludeer ik vandaag eveneens.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Er is geen schriftuur ingediend.
De aanzegging in cassatie is op 22 februari 2018 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Den Haag, omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is. Daarbij is voldaan aan de zogenaamde VIP-controle. De ID-staat SKDB betreffende de verdachte van 22 februari 2018 houdt in dat de verdachte niet was gedetineerd en dat hij geen BRP-adres had. De cassatie-akte vermeldt als adres [a-straat 1] in [plaats] . Naar dit adres is op 22 februari 2018 een afschrift van de aanzegging verstuurd. Voorts is op 22 februari 2018 mededeling van de betekening van de aanzegging gedaan aan de raadsman van de verdachte (mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht). Aldus is de aanzegging overeenkomstig art. 588, eerste lid, onder b, sub 3°, Sv rechtsgeldig betekend.
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv niet in acht genomen, zodat de verdachte niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG