ECLI:NL:PHR:2018:1238

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
16/03324
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van de zaak wegens nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep door gebrek aan toezending van de appeldagvaarding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep door het gerechtshof Den Haag. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter, maar er was geen afschrift van de appeldagvaarding verzonden naar het door de verdachte opgegeven adres. Dit leidde tot de conclusie dat het hof ten onrechte het onderzoek ter terechtzitting niet heeft geschorst. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie met betrekking tot de adresopgave voor toezending van de appeldagvaarding. De opgave van het kantooradres van de raadsman in een bij de akte gevoegd faxbericht werd niet als geldig adres voor de toezending van de appeldagvaarding beschouwd. De Hoge Raad oordeelt dat de zaak niet in behandeling had mogen worden genomen zonder dat een afschrift van de appeldagvaarding was verzonden naar het kantooradres van de raadsman. Dit leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de opmerking van de advocaat in de schriftelijke volmacht als adresopgave moest worden opgevat, wat de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep bevestigde.

Conclusie

Nr. 16/03324
Zitting: 18 september 2018
Mr. D.J.C. Aben
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is door het gerechtshof Den Haag bij arrest van 7 maart 2016 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Er bestaat samenhang met de zaak 16/01347. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte heeft mr. J.L. Baar, advocaat te ᾿s-Gravenhage, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4.1 Het
eerste middelklaagt dat geen afschrift van de appeldagvaarding is gezonden naar een door de verdachte opgegeven adres zodat het hof ten onrechte het onderzoek ter terechtzitting niet heeft geschorst.
4.2 De stukken van het geding houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
(i) een door de griffier opgemaakte akte rechtsmiddel, inhoudende dat [betrokkene 1] op 26 maart 2015 ter griffie van de rechtbank Den Haag is gekomen en, daartoe gemachtigd, hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de politierechter van 19 maart 2015. De aan deze akte gehechte schriftelijke volmacht van 26 maart 2015, verleend door mr. N. van Schaik, houdt onder meer het volgende in: “Voorts kiest mijn cliënt domicilie te mijnen kantore voor toezending van de akte en de appeldagvaarding”;
(ii) een dagvaarding van verdachte in hoger beroep om op 7 maart 2016 ter terechtzitting van het gerechtshof Den Haag te verschijnen. Uit de een hierbij behorende akte van uitreiking blijkt dat de dagvaarding op 8 januari 2016 is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Den Haag omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats bekend is. Uit de andere akte van uitreiking blijkt dat:
- de dagvaarding op 19 januari 2016 tevergeefs is aangeboden op het laatst opgegeven woon- of verblijfadres van verdachte, te weten [a-straat 1] te [woonplaats], en dat ter plaatse een bericht van aankomst is achtergelaten waarin is vermeld dat de dagvaarding kon worden afgehaald op het in dat bericht genoemde postkantoor en
- de dagvaarding op 1 februari 2016 nogmaals is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank Den Haag onder toezending van een afschrift van de dagvaarding naar voornoemd adres.
4.3 Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 maart 2016 houdt in dat de verdachte noch een raadsman is verschenen en dat tegen de verdachte verstek is verleend.
4.4 De in de schriftelijke volmacht gemaakte opmerking van de advocaat dat zijn cliënt domicilie kiest te zijnen kantore voor toezending van de akte en de appeldagvaarding kan naar mijn oordeel bezwaarlijk anders worden opgevat dan als opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. Uit de stukken blijkt niet dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is gebeurd. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
4.6 Het middel slaagt.
5. Nu het eerste middel slaagt, behoeft het
tweede middelgeen bespreking.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG