ECLI:NL:PHR:2018:1169

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
17/01375
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een uitspraak wegens schending van het recht op laatste woord in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte het recht is gelaten om het laatst te spreken tijdens de terechtzitting in hoger beroep. De verdachte was eerder door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor poging tot diefstal door middel van braak, met een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 180 uren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.A. Jansen en mr. Th.O.M. Dieben, heeft cassatie ingesteld op basis van het argument dat het hof ten onrechte het recht aan de verdachte heeft ontzegd om het laatst te spreken. Dit recht is vastgelegd in artikel 311, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, en de verdediging stelt dat dit voorschrift niet in acht is genomen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte niet de gelegenheid heeft gekregen om het laatst te spreken. Dit leidt tot de conclusie dat de bestreden uitspraak nietig is. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het gerechtshof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan, met inachtneming van het recht van de verdachte om het laatst te spreken.

Conclusie

Nr. 17/01375
Zitting: 28 augustus 2018
Mr. P.C. Vegter
Conclusie inzake:
[verdachte]
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 8 februari 2017 de verdachte ter zake van "poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de maatstaf van 2 uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Namens de verdachte hebben mr. G.A. Jansen en mr. Th.O.M. Dieben, beiden advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig is, omdat het hof ten onrechte niet het recht aan de verdachte heeft gelaten het laatst te spreken.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 25 januari 2017 houdt het volgende in:
“(...)
De advocaat-generaal voert het woord in repliek.
De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld het woord te voeren in dupliek.
Aan de raadsman wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 8 februari 2017 te 13.30 uur.
(...)”
5. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen.
6. Het middel is terecht voorgesteld.
7. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG