ECLI:NL:PHR:2018:1169
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en terugwijzing van een uitspraak wegens schending van het recht op laatste woord in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte het recht is gelaten om het laatst te spreken tijdens de terechtzitting in hoger beroep. De verdachte was eerder door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor poging tot diefstal door middel van braak, met een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 180 uren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.A. Jansen en mr. Th.O.M. Dieben, heeft cassatie ingesteld op basis van het argument dat het hof ten onrechte het recht aan de verdachte heeft ontzegd om het laatst te spreken. Dit recht is vastgelegd in artikel 311, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, en de verdediging stelt dat dit voorschrift niet in acht is genomen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte niet de gelegenheid heeft gekregen om het laatst te spreken. Dit leidt tot de conclusie dat de bestreden uitspraak nietig is. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het gerechtshof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan, met inachtneming van het recht van de verdachte om het laatst te spreken.