ECLI:NL:PHR:2017:10

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
16/06133
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan ondertekening door advocaat

In deze zaak heeft verzoekster een vordering ingesteld tegen verweerder, waarbij zij schadevergoeding eiste voor het onrechtmatig afzagen van takken en het kappen van bomen op haar perceel. De rechtbank Overijssel heeft in een tussenvonnis van 2 juli 2013 verweerder bewijs opgedragen en in een eindvonnis van 22 oktober 2013 de gevorderde schadevergoeding van € 7.686,24 toegewezen, inclusief proceskosten. Verweerder ging in hoger beroep, waarop het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 september 2016 beide vonnissen vernietigde en een lagere schadevergoeding van € 280,- plus € 3.650,- (exclusief BTW) toekende. Tevens werden de proceskosten in eerste aanleg gecompenseerd en werd verzoekster veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, begroot op € 3.783,44.

Verzoekster heeft op 29 november 2016 cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, maar het verzoekschrift was niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat in strijd was met artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ondanks dat de griffie verzoekster op dit verzuim attendeerde, werd het niet binnen de gestelde termijn hersteld. Bovendien was er een verkeerde rechtsingang gekozen, zoals vermeld in artikel 407 lid 1 Rv. Op 10 december 2016 heeft verzoekster in haar verzoek volhard.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat verzoekster niet in haar cassatieberoep kan worden ontvangen, omdat het verzoekschrift niet aan de vereisten voldeed. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft verwezen naar eerdere jurisprudentie ter ondersteuning van deze beslissing.

Conclusie

16/06133
Mr. F.F. Langemeijer
13 januari 2017
Conclusie inzake:
[verzoekster]
tegen
[verweerder]
1. [verzoekster] heeft een vordering ingesteld tegen [verweerder] als gedaagde, tot vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden doordat hij op haar perceel takken van bomen heeft afgezaagd en bomen heeft gekapt. Bij tussenvonnis van 2 juli 2013 heeft de rechtbank Overijssel aan gedaagde bewijs opgedragen. Bij eindvonnis van 22 oktober 2013 heeft de rechtbank de gevorderde vergoeding (in hoofdsom € 7.686,24) toegewezen, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2. Op het hoger beroep van gedaagde heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 27 september 2016 beide vonnissen vernietigd. Opnieuw recht doende, heeft het hof een vergoeding toegewezen van € 280,- plus € 3.650,-, dit laatste bedrag te vermeerderen met BTW. Het hof heeft de proceskosten in eerste aanleg gecompenseerd en [verzoekster] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de appellant begroot op in totaal € 3.783,44.
3. Bij brief gedateerd 29 november 2016 heeft [verzoekster] zich tot de Hoge Raad gewend met het verzoek het arrest van 27 september 2016 te vernietigen. Dit verzoekschrift in cassatie was in strijd met art. 426a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim is niet binnen twee weken hersteld [1] , hoewel [verzoekster] door de griffie hierop is geattendeerd. Bovendien is een verkeerde rechtsingang gekozen; zie art. 407 lid 1 Rv. Bij brief van 10 december 2016 heeft [verzoekster] in haar verzoek volhard.
4. Om deze reden luidt de
conclusiedat [verzoekster] niet in haar cassatieberoep kan worden ontvangen.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
plv

Voetnoten

1.Vgl. HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212 m.nt. H.J. Snijders.