Conclusie
woning.
( [4] )In het rapport staat onder meer dat tijdens de inspectie het vochtgehalte in de bad-/doucheruimte in het souterrain normaal is. In het ‘Overzicht kostenraming’ worden de directe kosten van onderhoud/herstel begroot op een bedrag van € 2.755 en de kosten op termijn op een bedrag van € 12.900.
( [5] )maar was gelegen in het verkeerd aanleggen van de badkamer (met leidingen en ventilatie) in 2005. Subsidiair hebben [eiser] c.s. zich ook nog op dwaling beroepen, aangezien [verweerder] c.s. [eiser] c.s. niet hebben geïnformeerd over de vochtproblematiek en daarmee niet aan hun mededelingsplicht hebben voldaan, zodat [eiser] c.s. bij het aangaan van de overeenkomst hebben gedwaald.
( [6] )Hieraan werd niet een vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst verbonden. Als schade voerden [eiser] c.s. op de kosten die met het verhelpen van de vochtproblemen gemoeid zijn, welke kosten volgens [eiser] c.s. een bedrag van € 128.980,91 althans € 103.980,91 beliepen.
die aan de installatie en aanleg van de badkamer is gerelateerd, behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking meer (rov. 4.16).
( [7] )De schade – en daarmee hun eis – hebben zij verminderd tot € 87.773,09.
2.Bespreking van het principale cassatiemiddel
( [8] )tot deze uitleg van het in deze artikelen bepaalde komt dat artikel 5.3 niet geldt, voor zover een aanwezig gebrek valt onder de exoneratie van artikel 24. Dit brengt, aldus het hof, mee dat, nu [eiser] c.s. akkoord zijn gegaan met het opnemen van de ouderdomsclausule in de koopovereenkomst én de leveringsakte, zij niet gerechtvaardigd mochten verwachten dat de woning vrij zou zijn van vocht, schimmels en zwam en dat zij er rekening mee moesten houden dat, indien dat wel het geval zou zijn, zij de schade dientengevolge niet zouden kunnen verhalen op de verkopers. Hiermee geeft het hof aan wat, gelet op de artikelen 5.3 en 24 van de koopakte, de reikwijdte uiteindelijk was van de toezegging in artikel 5.3 aangaande de geschiktheid van het ver-/gekochte appartement voor gebruik als woning.
dat artikel 24 van de overeenkomst, zoals deze bepaling redelijkerwijs dient te worden verstaan (zie hiervoor onder rechtsoverwegingen 3.2 en 3.3), meebrengt dat de dwaling voor rekening van [eiser] c.s. dient te blijven.”Op artikel 24 van de koopovereenkomst is door [verweerder] c.s. een beroep gedaan ter afwering van de door [eiser] c.s. tegen hen ingestelde schadevordering en het aan dat artikel ontleende verweer komt hierop neer dat het risico van het zich voordoen van vochtproblematiek bij [eiser] c.s. ligt. Nu het beroep van [eiser] c.s. op dwaling kennelijk ook slechts met het oog op het verkrijgen van schadevergoeding is gedaan – [een vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst is door hen immers niet ingesteld] – heeft het hof het beroep van [verweerder] c.s op artikel 24 van de koopovereenkomst kunnen opvatten als gedaan mede met het oog op artikel 6:228 lid 2 BW. Van een treden buiten de grenzen van de rechtsstrijd door het hof is dan ook geen sprake.
( [9] )Die bevoegdheid hebben [eiser] c.s. evenwel niet blijkens de tevergeefs bestreden beslissing van het hof dat de door hen gestelde dwaling voor hun risico komt.