3.7. In zijn arrest heeft het hof naar aanleiding van het door de verdachte aangevoerde het volgende overwogen:
“Verweer
Op 24 juni 2011 is de aanhangwagen van verdachte in opdracht van verbalisanten gewogen.
Uit die weging bleek dat de aanhangwagen te zwaar beladen was.
Verdachte heeft een verweer strekkende tot vrijspraak gevoerd. Omdat hij twijfelde aan de identiteit en het kenteken van de aanhangwagen, heeft hij de aanhangwagen ter weging aangeboden bij de RDW. Daaruit kwam naar voren dat het gewogen ledig gewicht van de aanhangwagen niet overeenstemde met het ledig gewicht zoals vermeld op het voor die aanhangwagen afgegeven kentekenbewijs. De weging bij de RDW gaf aan dat het gewicht 2.500 kg bedroeg, terwijl op het kentekenbewijs is vermeld dat de maximum massa 2.000 kg mag bedragen. Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet uitgesloten kan worden dat bij het aanleveren en invoeren van gegevens om het kenteken voor de aanhangwagen te verkrijgen iets is misgegaan. Verdachte heeft voorts, verwijzend naar de door hem overgelegde foto van de aanhangwagen, aangevoerd dat sprake is van een tweeassige aanhangwagen, in tegenstelling tot het de vermeldingen in het proces-verbaal en het kentekenbewijs.
Het is het hof ambtshalve bekend (zie www.rdw.nl) dat de mogelijkheid bestaat om bij de RDW een aanvraag in te dienen om op administratieve wijze, dat wil zeggen zonder keuring, de vermelding van de toegestane maximum massa van een aanhangwagen te doen verlagen. Na toewijzing van de aanvraag wordt een nieuw kentekenbewijs verzonden waarop de aangepaste toegestane maximum massa is vermeld. Overschrijding van het op het kentekenbewijs vermelde (verlaagde) gewicht bij het gebruik van de aanhangwagen op de openbare weg is niet toegestaan.
Het hof stelt vast dat op de door verdachte overgelegde kopie van het kentekenbewijs de toegestane maximum massa van verdachtes aanhangwagen op de hiervoor beschreven wijze is verlaagd tot 2.000 kg. Verdachte heeft het maximaal toegestane gewicht van 2.000 kg overschreden.
Op het kentekenbewijs van verdachte is vermeld dat er sprake is van een eenassige aanhangwagen. Het hof overweegt hieromtrent dat de wielbasis bepalend is voor de vraag of een zodanige constructie als eenassig wordt beschouwd. Dat verklaart in dit geval waarom er op het kentekenbewijs in casu eenassig is vermeld. Derhalve mist het verweer van verdachte feitelijke grondslag.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de aanhangwagen die door de politie is gewogen, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] , dezelfde aanhangwagen betreft die verdachte heeft laten wegen bij de RDW en dat deze ten tijde van de waarneming van verbalisant overbeladen was. Het verweer wordt verworpen.”
3.8. In de bovenstaande uitwisseling van argumenten zijn verschillende aspecten aan de orde - ook de vraag of de aanhangwagen wel ‘hoort’ bij het daarop gevoerde kenteken. Ik kom daarop later nog kort terug. Eerst de kwestie die het middel centraal stelt: dat is de vraag of voldoende is vastgesteld dat sprake is van een eenassige aanhangwagen. Ter zitting heeft de verdachte betoogd dat onder het voertuig twee assen zijn aangebracht, welke stelling hij heeft onderbouwd door een foto van de desbetreffende aanhangwagen te overleggen. Bestudering van die foto, die zich in het dossier bevindt, maakt (met enige moeite, want heel duidelijk is de foto niet) leert mij dat het inderdaad een zogenaamde tandemasser betreft. Dat is de (buitenwettelijke) term voor een asstel bestaande uit twee assen, waarbij de daaraan bevestigde wielen zich op zeer korte afstand achter elkaar, bezien in de lengterichting van de aanhanger bevinden. Nu is het wel een beetje de vraag of het bestuderen van foto’s die zich in het dossier bevinden valt binnen het takenpakket van de cassatierechter maar de steller van het middel knoopt ook aan bij de hierboven, onder 3.6 aangehaalde, in het proces-verbaal van de zitting weergegeven opmerking van de jongste raadsheer, dat uit een door hem – op de zitting – verrichte raadpleging van de gegevens uit het kentekenregister eveneens blijkt dat het om een tweeassige aanhangwagen zou gaan.En kennelijk heeft het hof een dergelijke vaststelling ook tot uitgangspunt genomen, want het hof overweegt vervolgens, in het arrest, dat desondanks in ‘juridisch’ opzicht van een eenassige aanhangwagen gesproken kan worden. Dat verklaart tenslotte ook dat het hof meende tot een bewezenverklaring van de – tussen haakjes – in de tenlastelegging opgenomen term ‘(eenassige)’ aanhangwagen is gekomen. Eerst de vraag of die juridische duiding door het hof juist is.
3.9. De in deze zaak te hanteren regels en begrippen zijn te vinden in de Regeling Voertuigen (RV), de op 1 mei 2009 in werking getreden ministeriële regeling die het daarvoor geldende Voertuigreglement (een AMvB) verving. In de RV zijn de ten aanzien van voertuigen geldende toelatingseisen alsmede de zgn. permanente eisen en gebruikseisen opgenomen. Het betreft een omvangrijke en meestal nogal ingewikkelde (technische) materie. Maar volgens mij zit het als volgt in elkaar.
3.10. Welke voertuigen als aanhangwagen moet worden beschouwd is te vinden in art. 1.1 RV, dat een groot aantal begripsbepalingen bevat. De eerste verklaarde term in art. 1.1 betreft de aanhangwagen:
“Artikel 1.1
In deze regeling wordt verstaan onder:
aanhangwagen: voertuig van de voertuigcategorie O; in ieder geval wordt als aanhangwagen aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs een aanhangwagen is;
(…)”
Dat brengt de lezer niet veel verder dan de constatering dat het we in de onderhavige zaak naar het zich laat aanzien te maken hebben met een aanhangwagen in juridische zin. Daarom is het nuttig te constateren dat vervolgens in de algemene begripsbepaling van het RV vier typen aanhangwagens worden uitgewerkt. Dat zijn de (i) de autonome aanhangwagen (ii) de middenasaanhangwagen (iii) de oplegger en (iv) de dolly.Kort gezegd betreft de autonome aanhangwagen een aanhangwagen met ten minste twee assen, waarvan er ten minste één een gestuurde as is, en uitgerust is met een ten opzichte van de aanhangwagen verticaal beweegbare trekinrichting. Een oplegger is een aanhangwagen die ontworpen is om aan een opleggertrekkend voertuig of aan een dolly te worden gekoppeld en dat op het trekkende voertuig of de dolly een aanzienlijke statische verticale belasting overbrengt. Een dolly is – heel kort gezegd – een soort aanhangwagen die bestemd is om een oplegger of een ander voertuig mee te slepen. In het onderhavige geval hebben we echter te maken met een middenasaanhangwagen, ook wel als ‘wipkar’ aan te duiden. Dat is volgens art. 1.1 RV een voertuig dat aan de volgende eisen voldoet:
“middenasaanhangwagen: aanhangwagen met carrosserietype DC en met een stijve dissel waarvan de as(sen), indien gelijkmatig belast, zich dicht bij het zwaartepunt van het voertuig bevindt (bevinden), zodat slechts een geringe statische verticale belasting van ten hoogste 10% van de met de technisch toegestane maximummassa van de aanhangwagen overeenkomende belasting of van 1.000 kg, waarbij de lichtste belasting van toepassing is, wordt overgebracht op het trekkende voertuig; in ieder geval wordt als middenasaanhangwagen aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs een middenasaanhangwagen is;”