Conclusie
1.Feiten en procesverloop
Onderdeel 3(de onderdelen 1 en 2 bevatten geen klachten) klaagt dat dit oordeel rechtens onjuist is, althans onbegrijpelijk of onvoldoende is gemotiveerd omdat op de man een verzwaarde stelplicht rust en op het hof een verzwaarde motiveringsplicht vanwege het ingrijpende karakter van de beslissing tot limitering.
onderdelen 4-6richten zich in het bijzonder tegen de overweging van het hof dat de opleidingsmogelijkheden en de kansen van de vrouw op de arbeidsmarkt niet door het huwelijk negatief zijn beïnvloed en dat vermindering van de verdiencapaciteit van de vrouw daarentegen is veroorzaakt door een ongeluk van de vrouw op 21 juli 2008 als gevolg waarvan zij arbeidsongeschikt is geraakt en dat zij ter compensatie daarvan een letselschadeuitkering ontvangt. Volgens de onderdelen is dit oordeel onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd omdat het hof voorbij is gegaan aan essentiële stellingen van de vrouw.
volledig arbeidsongeschiktis geraakt” (onderstr. de vrouw) en dat zij “tijdens het huwelijk niet [heeft] gewerkt omdat zij volledig arbeidsongeschikt is” [4] . Zij heeft haar stelling dat partijen hebben afgesproken dat zij tijdens het huwelijk minder zou gaan werken en dat daardoor haar verdiencapaciteit is verminderd, in hoger beroep niet gehandhaafd. Het hof mocht deze stelling dan ook buiten beschouwing laten. Het oordeel dat de opleidingsmogelijkheden en de kansen van de vrouw op de arbeidsmarkt niet door het huwelijk negatief zijn beïnvloed, is dan ook niet onbegrijpelijk. De onderdelen 4-6 falen mitsdien.
Onderdeel 7, dat klaagt dat het afzien van ouderdomspensioenverevening bij de vorige echtscheiding onvoldoende motivering is voor de beslissing tot limitering van de partneralimentatie, ziet er in de eerste plaats aan voorbij dat het hof alle in rov. 28 genoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien heeft meegewogen bij zijn uiteindelijke oordeel dat de man alimentatie dient te betalen tot het moment dat de vrouw een AOW-uitkering ontvangt.
Onderdeel 8klaagt ten slotte dat het hof ten onrechte de constatering in rov. 25 “dat de tot op heden betaalde alimentatie niet de volledige behoefte van de vrouw dekt” niet als omstandigheid in rov. 28 heeft meegewogen.