Conclusie
7.Tekeningen
2.Bespreking van het principale cassatieberoep
in conventie
niet(curs. hof) blijkt uit de door [verweerder 1] bij memorie van antwoord overgelegde verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (op wier goedkeuring [verzoekster] zich beroept), de constructeur de wapening niet heeft gecontroleerd en de door VNL geleverde kelderwanden al op 18 oktober 2007 gereed waren, kan niet als vaststaand worden aangenomen dat deze goedkeuring door of namens [verweerder 1] is gegeven en kan niet worden uitgesloten dat [verzoekster] zelf ervoor heeft zorg gedragen dat de tekeningen van VNL het stempel “definitief” hebben gekregen en als zodanig in de bouwvergadering heeft ingebracht. Daarover zal een getuigenverhoor opheldering kunnen verschaffen.
4.Slotsom
subonderdeel 1.1dat het hof heeft miskend dat een partij die zich verweert tegen een gestelde tekortkoming niet de bewijslast draagt van de feiten en omstandigheden die zij aan deze betwisting ten grondslag legt en dat het hof met zijn oordeel in rov. 3.8.3 dat [verzoekster] de bewijslast draagt van het bestaan (en de mededeling) van de goedkeuring mitsdien blijk heeft gegeven een onjuiste rechtsopvatting over de regels van bewijslastverdeling.
subonderdeel 1.4dat ervan uitgaat dat hetgeen in rov. 3.8.2 is overwogen een rol heeft gespeeld bij de bewijslastverdeling. Met zijn oordeel dat de goedkeuring niet blijkt uit de schriftelijke verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , dat de constructeur de wapening niet heeft gecontroleerd en dat de door VNL geleverde kelderwanden al op 18 oktober 2007 gereed waren, heeft het hof vastgesteld dat de goedkeuring niet door of namens [verweerder 1] is gegeven en dat niet kan worden uitgesloten dat [verzoekster] zelf ervoor heeft zorg gedragen dat de tekeningen het stempel definitief hebben verkregen, zodat het vereiste bewijs nog niet is bijgebracht. De constateringen strekken dus niet tot onderbouwing van de beslissing omtrent de bewijslastverdeling.
subonderdeel 2.1dat het oordeel van het hof in rov. 4.1 dat de grieven in principaal appel falen niet naar de eisen der wet met voldoende redenen is omkleed omdat het hof daarmee voorbij is gegaan aan het betoog van [verzoekster] dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat [verzoekster] geen gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen aan de vermelding in het verslag van de bouwvergadering van 1 november 2007. Het subonderdeel vermeldt vijf feiten en omstandigheden waarop [verzoekster] heeft gewezen die ertoe leiden dat [verzoekster] gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de vermelding in het verslag van de bouwvergadering van 1 november 2007 dat de tekeningen van de kelderwanden definitief waren.
subonderdeel 2.3neemt – gelet op het voorgaande: terecht – tot uitgangspunt dat het onder 2.1 (en 2.2) bedoelde betoog is verworpen met de overweging dat niet kan worden uitgesloten dat [verzoekster] zelf ervoor heeft zorg gedragen dat de tekeningen het stempel definitief hebben gekregen en als zodanig in de bouwvergadering heeft ingebracht. Het subonderdeel klaagt vervolgens dat dit oordeel onvoldoende is gemotiveerd gelet op de stellingen van [verzoekster] (a) dat het op de weg van [betrokkene 2] lag om de tekeningen te laten goedkeuren en (b) dat [verzoekster] de tekening voor de bouwvergadering aan [betrokkene 2] ter hand heeft gesteld.
3.Bespreking van het incidentele cassatieberoep
hoe dan ookaansprakelijk is voor de lekkages, ongeacht de vraag of hem door [betrokkene 1] of [betrokkene 2] telefonisch was medegedeeld dat de tekeningen waren goedgekeurd.
Subonderdeel 1.2klaagt dat voor zover het hof met zijn oordeel in rov. 3.8.3, laatste volzin heeft bedoeld dat de vorderingen van [verzoekster] op de grondslagen aan de orde gesteld in de incidentele grieven A-F moeten worden afgewezen (dus dat deze grondslagen (ook) na terugwijzing niet alsnog door de rechtbank kunnen worden beoordeeld), dit oordeel onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd is, nu het hof geen enkel inzicht in zijn gedachtegang heeft gegeven.
Subonderdeel 1.3betoogt dat gegrondbevinding van een of meer van de voorgaande klachten ook het oordeel in rov. 4.1 aangaat. Daarin is het hof tot de slotsom gekomen dat de zaak in eerste aanleg nog onvoldoende uit de verf is gekomen en dat de zaak wordt teruggewezen naar de rechtbank teneinde [verzoekster] in staat te stellen het door hem aangeboden bewijs te leveren.
geenandere
zelfstandigegrondslagen bestaan voor de door [verweerder 1] gestelde wanprestatie van [verzoekster] , maar in rov. 4.8 alle overige beslissingen in conventie aangehouden totdat op het door [verzoekster] aangeboden bewijs is geoordeeld. Uit rov. 3.8.3 van het (tussen)arrest kan m.i. niet worden opgemaakt dat het hof van oordeel is dat de grieven A-F falen
omdatde rechtbank [verzoekster] terecht heeft opgedragen te bewijzen dat hem telefonisch is meegedeeld dat de tekeningen voor de kelder waren goedgekeurd en
deze omstandigheid(goedkeuring van de tekening of geen goedkeuring) de enige grondslag kan vormen voor een eventuele aansprakelijkheid van [verzoekster] jegens [verweerder 1] .