ECLI:NL:PHR:2015:2295

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
15/02099
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • A. Aben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling wegens persoonsverwisseling in drugszaken

In deze zaak heeft de aanvraagster, vertegenwoordigd door mr.drs. T. Bissessur, een herziening aangevraagd van haar veroordeling door de politierechter in de rechtbank te Haarlem op 2 juli 2010. De politierechter had de aanvraagster veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De aanvraagster stelt echter dat zij niet degene is die het misdrijf heeft gepleegd, maar haar halfzus, die met een vervalst paspoort op haar naam het misdrijf heeft gepleegd. De aanvraagster arriveerde op 29 maart 2010 op Schiphol met een rolkoffer waarin cocaïne was verborgen. De aanvraagster werd aangehouden, maar heeft het misdrijf niet volledig bekend.

De aanvraag tot herziening is gebaseerd op nieuwe feiten die niet bekend waren bij de oorspronkelijke veroordeling. De halfzus van de aanvraagster heeft in een verklaring erkend dat zij een paspoort op naam van de aanvraagster heeft laten maken en dat zij in 2010 drugs naar Nederland heeft willen smokkelen. De vergelijking van de afbeeldingen op de identiteitsdocumenten van de aanvraagster en de persoon die op Schiphol werd aangehouden, toont aan dat het waarschijnlijk niet dezelfde persoon is. Dit wijst op een persoonsverwisseling, wat kan worden aangemerkt als een novum.

De conclusie van de procureur-generaal is dat de aanvraag tot herziening gegrond is. De zaak wordt verwezen naar een gerechtshof voor verdere behandeling, zodat de zaak kan worden afgedaan volgens de procedure zoals voorzien in artikel 472, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de noodzaak van een herziening in deze zaak.

Conclusie

Nr. 15/02099 H
Zitting: 29 september 2015
Mr. Aben
Conclusie inzake:
[aanvraagster]
1. Bij verzoekschrift van 6 mei 2014 heeft mr.drs. T. Bissessur, advocaat te Zoetermeer, namens [aanvraagster] , de herziening aangevraagd van de veroordeling die de politierechter in de rechtbank te Haarlem ten laste van [aanvraagster] heeft uitgesproken bij vonnis van 2 juli 2010. Daarbij heeft de politierechter het bewezenverklaarde gekwalificeerd als: “
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,” en heeft de politierechter een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van negen maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld. De veroordeling is sedert 17 juli 2010 onherroepelijk.
2. Als grond voor herziening wordt aangevoerd dat niet [aanvraagster] , maar haar halfzus [betrokkene] degene is geweest die met een vervalst paspoort op naam van [aanvraagster] het misdrijf heeft gepleegd en vervolgens door de politierechter is veroordeeld.
3. Het misdrijf betreft het volgende. Een vrouw zich noemende [aanvraagster] arriveerde op 29 maart 2010 te Schiphol met een vliegtuig vanuit Suriname. Zij was in het bezit van een felblauwe rolkoffer. In een vijftal flacons met (volgens opschrift) haarverzorgingsproducten die zich in die rolkoffer bevonden, werden bij voortgezet onderzoek in totaal 122 zogenaamde ‘slikkersbollen’ aangetroffen, bevattende elk ongeveer 10 gram cocaïne, in totaal dus om en nabij 1,2 kilogram cocaïne. In haar bezit bevond zich een paspoort waarvan kwalitatief goede kleurenkopieën in het dossier zijn gevoegd. Het paspoort was - volgens verbalisant [verbalisant] - voorzien van een goedgelijkende pasfoto.
4. De persoon die zich [aanvraagster] noemde is in voorlopige hechtenis gesteld. Zij is ter terechtzitting van de politierechter verschenen. Zij heeft het misdrijf niet volmondig bekend. Ik heb geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling in het verzoekschrift dat de opgelegde straf volledig is ‘uitgezeten’ door de persoon die ter terechtzitting van de politierechter is verschenen en ook daar de naam van de aanvraagster tot herziening heeft opgegeven.
5. Bij de aanvraag is behalve de aantekening van het bestreden mondelinge vonnis gevoegd:
- productie 2: een aangifte van aanvraagster contra haar zus [betrokkene] ter zake van valsheid in geschrift, oplichting, valse reispas d.d. 15 augustus 2013; als bijlage is gevoegd een (kwalitatief minder goede) zwart-witkopie van een identiteitspas op naam van de aanvraagster.
- productie 3: een afschrift van dossierstukken van de justitiële autoriteiten te Suriname bevattende documenten omtrent onderzoek naar identiteitsfraude. Hierin bevinden zich documenten omtrent de inverzekeringstelling van [betrokkene] ter zake van - kort gezegd - identiteitsfraude, alsook haar bekennende verklaring ter zake.
- productie 4 betreft een afschrift van een melding van identiteitsfraude door de aanvraagster tot herziening.
6. Deze producties en het strafdossier leren mij het volgende. Allereerst erkent [betrokkene] in haar verklaring d.d. 29 januari 2014 dat zij een paspoort op naam van haar halfzus, [aanvraagster] , heeft laten maken, zulks voorzien van een pasfoto van haarzelf. Zij erkent bovendien (alsnog) dat zij in 2010 voornemens was drugs in te voeren in Nederland, dat zij in 2010 te Schiphol aan dat voornemen uitvoering heeft gegeven en vervolgens werd betrapt op het bezit van verdovende middelen in haar handbagage.
7. Bij vergelijking van de afbeelding van een persoon op de identiteitskaart (zie prod. 2) met de “goedgelijkende” afbeelding van een persoon in het hierboven onder 3 bedoelde paspoort, beide op naam van [aanvraagster] , zie ik grote verschillen in gelaatstrekken. Deze afbeeldingen betreffen vrij duidelijk niet hetzelfde individu.
8. De handtekeningen (“
[aanvraagster]”) op elke bladzijde van de schriftelijke verklaring d.d. 31 maart 2010 van de op Schiphol aangehouden persoon verschillen sterk van de handtekening op de identiteitskaart op naam van [aanvraagster] , die als bijlage is gevoegd bij de aanvraag tot herziening (prod. 2).
9. Deze drie gegevens brengen mij tot de conclusie dat het bestreden vonnis zeer waarschijnlijk niet zozeer berust op een
persoonsverwisseling, maar op een (door [betrokkene] beoogde)
naamsverwisseling. Een dergelijk gegeven kan worden aangemerkt als een novum. Het gegeven was immers niet bekend aan de politierechter, en het verhoudt zich niet met de veroordeling die is uitgesproken op naam van [aanvraagster] .
10. De aanvraag tot herziening is gegrond.
11. Deze conclusie strekt tot verwijzing van de strafzaak naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als is voorzien in artikel 472, tweede lid Sv.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG