Conclusie
1.Inleidende opmerkingen
gedwongenkostenverhaal (kostenverhaal,
andersdan door middel van een exploitatieovereenkomst) zijn verruimd, in het bijzonder door de introductie van de figuur van het
exploitatieplan [3] . Voor het onderhavige geschil is van belang of de Gemeente na 1 juli 2008 vergoeding van de litigieuze kosten had kunnen
afdwingendoor middel van vaststelling van een
exploitatieplaningevolge de Wro. Partijen hebben over
díemogelijkheid (van
gedwongenkostenverhaal) en over het
dáároptoepasselijke (overgangs)recht getwist [4] , terwijl ook de in cassatie bestreden beslissing
dááropbetrekking heeft.
exploitatieplaningevolge de Wro de litigieuze kosten op [A] te verhalen. Zie in het bijzonder rov. 3.15 van het tussenarrest, waarin het hof overwoog:
exploitatieplaningevolge de Wro centraal.
exploitatieplanin verband heeft gebracht met de overgangsbepaling van art. 9.1.5 Invoeringswet Wro, dat het op
wijzigings- en uitwerkingsplannengeldende regime (WRO dan wel Wro) betreft, is terecht. Een exploitatieplan is immers verknocht aan het wijzigingsplan waarop het betrekking heeft, zodat de Gemeente, om het door het hof bedoelde gedwongen kostenverhaal door middel van een exploitatieplan mogelijk te maken, een
wijzigingsplanonder het regime van de Wro ter inzage had moeten leggen. Volgens het hof is de uitzonderingsbepaling van art. 9.1.5 lid 2 Invoeringswet Wro (volgens welke de oude WRO van toepassing blijft ten aanzien van een wijzigings- of uitwerkingsplan waarvan het ontwerp binnen één jaar na 1 juli 2008 ter inzage is gelegd) in casu niet van toepassing [5] . Tegen
dátoordeel is de Gemeente met het tweede onderdeel van haar cassatiemiddel opgekomen.
exploitatieovereenkomstvan toepassing is, de conclusie verbonden dat het bestreden oordeel van het hof juist is en dat de Gemeente daarom geen belang heeft bij haar klacht van subonderdeel 2.1. In rov. 3.5 heeft de Hoge Raad daaraan toegevoegd dat de klachten van subonderdeel 2.2
“voortbouwen op de aan onderdeel 2.1 ten grondslag liggende opvatting dat de met [A] te sluiten exploitatieovereenkomst werd beheerst door de WRO, welke opvatting onjuist is bevonden”en derhalve evenmin tot cassatie kunnen leiden.
exploitatieovereenkomstdoor de WRO werd beheerst. In het door onderdeel 2 bestreden oordeel gaat het niet om de mogelijkheden van het door Het Grootslag gewenste kostenverhaal door middel van een
exploitatieovereenkomst(welke mogelijkheid zich volgens de Gemeente,
ongeacht het toepasselijke rechtsregime, niet voordeed, omdat [A] niet bereid was de verlangde bijdrage te betalen), maar om het
gedwongenverhaal van de verlangde bijdrage door middel van vaststelling van een
exploitatieplan. Aan onderdeel 2 ligt de opvatting ten grondslag dat het hof, door een onjuiste uitleg van het overgangsrecht ten aanzien van
wijzigings- en uitwerkingsplannen, ten onrechte heeft aangenomen dat het nieuwe (en aan een wijzigings- of uitwerkingsplan verknochte) instrument van het
exploitatieplan(dat
gedwongenkostenverhaal mogelijk maakt) reeds onmiddellijk na 1 juli 2008 ter beschikking van de Gemeente stond. Of een na 1 juli 2008 te sluiten
exploitatieovereenkomstdoor de WRO dan wel de Wro wordt beheerst, doet in dat verband niet ter zake.
exploitatieovereenkomstnieuw recht (de Wro) van toepassing is, vloeit niet voort dat het oordeel van het hof in rov. 3.11 van het tussenarrest juist is. Dat oordeel betrof onmiskenbaar (en terecht) het (in een afzonderlijke overgangsbepaling van de Invoeringswet Wro geregelde) wettelijke regime dat van toepassing zou zijn op een na 1 juli 2008 vast te stellen
wijzigings- of uitwerkingsplanen daarmee (althans in de visie van de Gemeente, welke visie het hof in zoverre kennelijk heeft gevolgd) op de mogelijkheid van een daaraan te verbinden
exploitatieplan. Evenmin valt in te zien dat, gegeven dat op een na 1 juli 2008 te sluiten
exploitatieovereenkomstnieuw recht (de Wro) van toepassing is, de Gemeente belang zou missen bij haar klacht van subonderdeel 2.1, welke klacht inhoudt dat het hof het overgangsrecht ten onrechte aldus heeft uitgelegd dat op een onmiddellijk na 1 juli 2008 in te dienen
wijzigingsplanhet regime van de Wro van toepassing zou zijn (en de Gemeente derhalve
gedwongenkostenverhaal door middel van vaststelling van een aan dat wijzigingsplan te verbinden
exploitatieplanhad kunnen - en in het licht van haar inspanningsverplichting ook had moeten - realiseren).
“Voorts heeft de gemeente er op gewezen dat het oude recht nog een jaar van toepassing was op de vaststelling van het wijzigingsplan. De gemeente heeft dan ook betoogd dat zij zich heeft ingespannen om een hogere bijdrage te bedingen, maar dat [A] daarmee niet akkoord ging en zij derhalve op het moment dat de afspraak werd gemaakt geen andere mogelijkheid had dan een exploitatieovereenkomst met een vergoeding van € 2 per vierkante meter overeen te komen om in ieder geval nog enige kosten te verhalen.”). Voor de beoordeling van
dieklacht doet niet ter zake of op een na 1 juli 2008 te sluiten exploitatieovereenkomst de WRO dan wel de Wro van toepassing van toepassing was [6] .
exploitatieplanhad kunnen realiseren, is in het tussenarrest van 26 juni 2015 onbeantwoord gebleven. Dat voor een na 1 juli 2008 tussen de Gemeente en [A] te sluiten (anterieure) exploitatieovereenkomst niet de WRO maar de Wro zou hebben gegolden [7] , is, nog daargelaten dat aan dat gegeven geen andere betekenis toekomt dan dat zodanige overeenkomst niet langer op een exploitatieverordening in de zin van art. 42 WRO behoefde te zijn gebaseerd, voor de mogelijkheid van
gedwongenkostenverhaal door middel van vaststelling van een
exploitatieplanniet bepalend.
exploitatieplanmogelijk geoordeeld. Op dat oordeel heeft het hof voortgebouwd in de rechtsoverwegingen die met de nog niet besproken onderdelen worden bestreden, in het bijzonder waar die overwegingen betrekking hebben op de vraag welke kosten de Gemeente door middel van vaststelling van een
exploitatieplanhad kunnen verhalen. Nu aan alle klachten van de Gemeente onmiskenbaar mede ten grondslag ligt dat onder de omstandigheden van het geval vaststelling van een
exploitatieplanper 1 juli 2008 op grond van het relevante overgangsrecht überhaupt niet mogelijk was en ik dit laatste, zoals blijkt uit mijn eerste conclusie, onderschrijf, acht ik (ook) de nog niet besproken klachten gegrond, reeds in die zin dat daarmee de door het hof aangenomen mogelijkheid van (gedwongen) verhaal van kosten door middel van vaststelling van een exploitatieplan terecht wordt bestreden, nu zodanig kostenverhaal niet reeds per 1 juli 2008 voor de Gemeente openstond.
2.Bespreking van de onderdelen 3, 4, 5 en 6 van het cassatiemiddel
subonderdeel 3.2tegen het in rov. 3.12 van het tussenarrest vervatte oordeel dat de Gemeente onvoldoende heeft onderbouwd dat van bovenwijkse voorzieningen sprake is, slaagt. Onder bovenwijkse voorzieningen dienen voorzieningen te worden verstaan
“welke tevens ten dienste staan van andere locaties”respectievelijk
“buiten het exploitatiegebied (…) (getroffen) voorzieningen (…) die ten dienste staan van het exploitatiegebied en die geheel of gedeeltelijk zijn toe te rekenen aan de exploitatie” [8] .Een exploitatieplan ingevolge de Wro omvat mede een kaart van het exploitatiegebied (art. 6.13 lid 1 onder a Wro). In het geval dat de vaststelling van een exploitatieplan had kunnen worden gekoppeld aan de vaststelling van een wijzigingsplan ten behoeve van [A] (de Gemeente heeft in dat verband wel van
“het exploitatieplan [A] ”gesproken [9] ), ligt het alleszins voor de hand dat het daarin te bepalen exploitatiegebied zich tot de gronden van [A] zou hebben beperkt. Dat de door Het Grootslag gerealiseerde voorzieningen ten opzichte van dát exploitatiegebied bovenwijks zouden zijn, vloeit reeds voort uit de in rov. 3.12, laatste volzin, van het tussenarrest vervatte vaststelling van het hof dat
“het gaat om voorzieningen van openbaar nut (…),die in het belang zijn van het gehele plangebied”en die dus tevens ten dienste staan van de andere en niet aan [A] toebehorende locaties binnen dat gebied.
in cassatie onbestredenheeft geoordeeld dat onder de Wro
“(v)erhaal van ‘bovenwijkse voorzieningen’ (…) niet mogelijk (is)”, heeft het in de rov. 3.12-3.13 vervatte oordeel dat de Gemeente juridische mogelijkheden had om de kosten van de door Het Grootslag aangelegde voorzieningen (gedwongen, door middel van het vaststellen van een
exploitatieplan) op [A] te verhalen, doen steunen op het oordeel in rov. 3.12 dat de Gemeente
“onvoldoende (heeft) onderbouwd dat sprake is van bovenwijkse voorzieningen, die niet verhaald kunnen worden door middel van een exploitatieplan.”Als het oordeel over een onvoldoende onderbouwing van het bovenwijkse karakter van de betrokken voorzieningen geen stand houdt, vitieert zulks in verband met de in cassatie onbestreden onmogelijkheid van verhaal van (de kosten van) bovenwijkse voorzieningen onder de Wro (wat daarvan overigens zij) mede het oordeel in de rov. 3.12-3.13 over de voor de Gemeente bestaande mogelijkheden van gedwongen kostenverhaal en over de in het niet aanwenden van die mogelijkheden gelegen strijd met de op de Gemeente rustende inspanningsverplichting.
in cassatie onbestredenheeft geoordeeld dat verhaal van bovenwijkse voorzieningen überhaupt niet mogelijk is, mist de Gemeente, wat overigens zij van dat oordeel, belang bij de klachten van het subonderdeel. Voor zover het subonderdeel klaagt dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de wijze waarop de kosten van bovenwijkse voorzieningen dienen te worden vastgesteld en dienen te worden omgeslagen, althans zijn beslissing daarover niet naar behoren heeft gemotiveerd, mist het feitelijke grondslag, omdat het hof juist ervan is uitgegaan dat aan de door Het Grootslag gerealiseerde voorzieningen géén bovenwijks karakter toekomt.
volle, in de begroting van juni 2005 opgenomen bedrag van € 12,- per m2 (vergelijk rov. 3.2 van het tussenarrest). Ook de vordering van Het Grootslag tot schadevergoeding is op het gemis van het
volledigedoor Het Grootslag begrote bedrag per m2 gebaseerd. Het hof heeft de vorderingen van Het Grootslag niet anders opgevat; zie onder meer rov. 3.13 van het tussenarrest:
subonderdeel 4.1is deze overweging, althans zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Het subonderdeel wijst erop dat de Gemeente heeft gesteld dat [A] niet bereid was een hogere bijdrage te betalen dan met hem is overeengekomen, hetgeen impliceert dat hij ook bij een omslag op grond van een bouwvergunning (thans: omgevingsvergunning) zijn aanvraag zou hebben ingetrokken.
“juli 2008 definitief (is) overeengekomen dat in de te sluiten exploitatieovereenkomst de € 2,- zou worden opgenomen, nadat de gemeente getracht heeft een hogere bijdrage te laten betalen”. De enkele omstandigheid dat de Gemeente tevergeefs heeft getracht [A]
vrijwilligmet een hogere, in de te sluiten exploitatieovereenkomst op te nemen bijdrage te laten instemmen (en zulks bovendien onder een regime waarin gedwongen kostenverhaal door middel van vaststelling van een exploitatieplan nog niet mogelijk was), impliceert niet zonder meer dat [A] , in een (hypothetische) situatie waarin voor de verwezenlijking van haar plannen gedwongen verhaal van die hogere bijdrage onvermijdelijk was, alleen al om die reden van die plannen zou hebben afgezien.
subonderdeel 5.2vitieert gegrondbevinding van subonderdeel 5.1 ook ’s hofs beslissingen in rov. 3.15 van zijn tussenarrest en rov. 2.10 van zijn eindarrest.