ECLI:NL:PHR:2013:CA3710

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/02045
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • W. Wuisman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan ondertekening door advocaat

In deze zaak betreft het een cassatieberoep dat is ingesteld door de verzoeker, die eerder was toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank Leeuwarden beëindigde deze regeling op 12 februari 2013, omdat de verzoeker zich niet aan de wettelijke voorschriften had gehouden. De verzoeker heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het hof Arnhem-Leeuwarden, maar is niet verschenen tijdens de zitting. Het hof verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat het beroepschrift geen onderbouwde beroepsgronden bevatte.

Vervolgens heeft de verzoeker cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, maar het ingediende verzoekschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat het niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De verzoeker had de mogelijkheid om dit gebrek te herstellen door het oorspronkelijke verzoekschrift opnieuw in te dienen, maar dit is niet gebeurd. In plaats daarvan werd op 1 mei 2013 een nieuw verzoekschrift ingediend, dat wel ondertekend was door een advocaat, maar dat geheel andere klachten bevatte dan het eerdere verzoekschrift.

De Hoge Raad oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep, omdat het eerste verzoekschrift niet correct was ingediend en het tweede verzoekschrift te laat was ingediend. De conclusie van de Hoge Raad was dan ook dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moest worden.

Conclusie

Zaaknummer: 13/02045 (WSNP)
mr. Wuisman
Rolzitting: 31 mei 2013
CONCLUSIE inzake:
[verzoeker],
verzoeker tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos
1. Voorgeschiedenis
1.1 De wettelijke schuldsaneringsregeling, waartoe verzoeker tot cassatie bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 21 februari 2012 was toegelaten, is op voordracht van de rechter-commissaris door de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, bij vonnis van 12 februari 2013 beëindigd wegens het in strijd met de doelstelling van de schuldsaneringsregeling willens en wetens, dus toerekenbaar, schenden van wettelijke voorschriften, het laten ontstaan van een nieuwe bovenmatige schuld en het niet naar behoren informeren van de bewindvoerder. Een en ander is door verzoeker tot cassatie niet weersproken. Deze is nl., hoewel naar behoren opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
1.2 Verzoeker tot cassatie is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen bij het hof Arnhem-Leeuwarden. In het beroepschrift wordt volstaan met een ontkenning van de door de rechtbank aangenomen tekortkomingen van verzoeker tot cassatie zonder enige onder-bouwing. Hoewel naar behoren opgeroepen, verschijnt verzoeker tot cassatie ook niet ter terechtzitting van het hof in persoon; wel is een vervanger van zijn advocaat aanwezig. Deze erkent dat in het beroepschrift beroepsgronden ontbreken. Als verklaring daarvoor wordt gegeven dat er geen gelegenheid is geweest om met verzoeker tot cassatie te spreken vóór het indienen van de stukken.
1.4 Bij arrest van 11 april 2013 verklaart het hof verzoeker tot cassatie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat in het beroepschrift geen beroepsgronden zijn opgenomen en ook niet een voorbehoud is gemaakt voor aanvulling van de beroepsgronden.
1.5 Tegen dit arrest is verzoeker in cassatie gekomen.
2. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
2.1 In deze zaak is cassatieberoep ingesteld middels een op 18 april 2013 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift. Dit verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv., omdat het ingediend noch ondertekend is door een advocaat bij de Hoge Raad. Uit HR 10 juli 2009, LJN BI0773((1)) volgt dat dit gebrek in cassatie kon worden hersteld door het oorspronkelijke verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen maar nu ondertekend een advocaat bij de Hoge Raad. Wordt zo gehandeld dan zal als de dag waarop de zaak is aangebracht gelden de dag waarop het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend.
2.2 De op 1 mei 2013 ingediende cassatieschriftuur is weliswaar ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, maar bevat geheel andere klachten dan het op 18 april 2013 ingediende verzoekschrift. Dit betekent dat verzoeker tot cassatie niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep: het eerste verzoekschrift tot cassatie is niet ondertekend door een bevoegde advocaat, welke fout niet correct is hersteld, terwijl het tweede verzoekschrift tot cassatie te laat is ingediend.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1 HR 10 juli 2009, LJN BI0773, NJ 2010, 212 m. nt. H.J. Snijders.