1 In het desbetreffende K.B. was de Staat aangewezen als eigenaar van gedeelten van de percelen; dit hield verband met een eerdere onteigening ten behoeve van de aanleg van de HSL (hoge snelheidslijn). Zie voor de voorgeschiedenis: rov. 2.1 - 2.5 van het bestreden eindvonnis van 11 april 2012, in samenhang met HR 20 februari 2009 (LJN: BG7414), NJ 2009/289 m.nt. P.C.E. van Wijmen.
2 Enkele verschrijvingen in de omschrijving van de percelen zijn verbeterd bij herstelvonnis van 30 september 2009.
3 Het cassatieberoep tegen het vonnis tot onteigening is met toepassing van art. 81 RO verworpen in HR 24 september 2010 (LJN: BN1379).
4 Zie art. 52 en 53 Ow.
5 Het gaat in dit middel om de inkomstenderving in geval van staking (rov. 2.60) dan wel de kosten van verplaatsing (rov. 2.66) van de tuinbouwbedrijven; niet om de waarde van de opstallen. Zie voor de waarde van de bebouwing op het perceel van [eiser 1]: rov. 2.9; voor de waardering van de percelen van [eiser 2] als bouwgrond: rov. 2.19 - 2.20, telkens van het eindvonnis.
6 MvA, Kamerstukken II 1970-1971, 10 590, nr. 5, blz. 10-11. De regering doelt kennelijk op het beginsel 'koop breekt geen huur', thans neergelegd in art. 7:226 BW; zie ook art. 34 (oud) Pachtwet.
7 Daarmee bedoelt de rechtbank, mede gelet op rov. 2.7: bij wege van bijkomende schade als onderdeel van de aan de vader toekomende schadeloosstelling.
8 De toelichting op deze klacht verwijst naar HR 6 mei 1931, NJ 1931, blz. 1611 (bedrijfsschade van mede-eigenaar); HR 8 februari 1933, NJ 1933, blz. 1125 (bedrijfsschade van mede-eigenaar; onteigeningsrechter bepaalt één som, waardoor wordt vermeden dat het onteigeningsgeding wordt opgehouden door onderlinge geschillen tussen medegerechtigden over de vraag wat ieder van hen toekomt); HR 19 oktober 1949, NJ 1950/3 m.nt. Ph.A.N. Houwing (bezitter als interveniënt); HR 18 november 1964, NJ 1965/196 m.nt. N.J. Polak (inkomensderving; overeenkomst tot winstdeling); HR 22 maart 1972, NJ 1972/294 m.nt. W.P. Bakhoven (eigenaar drijft onderneming in maatschapsverband); HR 6 juni 1973, NJ 1974/140 m.nt. B. Wachter (maatschap); HR 10 augustus 1995, NJ 1996/614 m.nt. R.A. Mörzer Bruins onder nr. 615; BR 1995/946 m.nt. P.C.E. van Wijmen (schade economisch eigenaar); HR 28 november 2008, NJ 2010/138 m.nt. P.C.E. van Wijmen (schade economisch eigenaar).
9 Art. 41a Ow is een vrucht van de aanpassing van de Onteigeningswet aan het Nieuw BW: Parl. Gesch. wijziging Rv e.a.w. (invoering 3, 5 en 6), blz. 117-118.
10 Vgl. HR 21 maart 2001 (LJN: AB0756), NJ 2001/305. Een jurisprudentieoverzicht is ook te vinden in: J.E.F.M. den Drijver-van Rijckevorsel, Familieverhoudingen en andere verbanden in het onteigeningsrecht, in: A. van Duyvendijk-Brand e.a. (red.), Variatie in cassatie (bundel H.A. Groen), Deventer: Kluwer, 2006, blz. 87 - 95.
11 Vgl. E. van der Schans en A.C.M.M. van Heesbeen, Onteigening. Het spel en de knikkers, 2011, blz. 88.
12 Vgl. HR 18 november 1964, NJ 1965/196, waar van belang werd geacht of een financiële verplichting van de eigenaar bestond in geval van liquidatie van het bedrijf.
13 Zie met name: rov. 2.69.
14 Naar ik aanneem, doelt deze klacht op de werk- en expeditieruimte die de rechtbank in rov. 2.8 van het eindvonnis heeft genoemd. In rov. 2.6 van het tussenvonnis en rov. 2.19 van het eindvonnis heeft de rechtbank het over een bedrijfs-/werkruimte op het perceel van [eiser 2].
15 Anders dan de s.t. namens [eisers] onder 2.3.4 - 2.3.5 veronderstelt. Aan de toelichting van feitelijke aard in de s.t. en aan het in cassatie overlegde kaartmateriaal moet, gelet op art. 419 Rv, voorbij worden gegaan.
16 Elders maakt de rechtbank van melding van "het zeer kleinschalige karakter van diens perceel". Zie ook blz. 27 van het deskundigenrapport van augustus 2011.
17 Zie voor een vroeg voorbeeld: HR 17 januari 1916, NJ 1916, blz. 255, waarin een weiland na de terinzagelegging werd veranderd in tuinland. Sinds HR 28 augustus 1925, NJ 1925, blz. 1113, werden (naast materiële veranderingen) ook veranderingen in de bestemming begrepen onder art. 39 Ow.
18 Zie voorts: A. Steinhauser, De verandering na tervisielegging in het onteigeningsrecht, WPNR 5276 (1974), blz. 597 - 607.
19 De toelichting op deze klacht verwijst naar HR 19 december 1984 (LJN: AG4925), NJ 1985/801 m.nt. MB, en naar de pleitnota in eerste aanleg d.d. 9 maart 2012.
20 De woorden 'normale' en 'noodzakelijke' zijn alternatieven: één van de twee is dus voldoende; vgl. de noot van P.C.E. van Wijmen in BR 1985/227.