1 Bij het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag treedt de voorzieningenrechter op als verzoekschriftrechter, niet als kortgedingrechter, zie Burgerlijke Rechtsvordering, Van Mierlo, art. 700, aant. 1.
2 Zie voor deze definitie van het bewijsbeslag Asser Procesrecht/Asser 3, 2013/201.
3 De voorzieningenrechter heeft in de onderhavige procedure nog geen feiten vastgesteld, nu gerequestreerden vooralsnog niet zijn gehoord op het beslagrekest. Zie rov. 2 van de tussenbeschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2012, LJN: BY6220, alwaar de voorzieningenrechter wel een korte samenvatting geeft van de (door [eiseres]) gestelde feiten. Gelet op de voorliggende prejudiciële vragen laat ik vermelding van de feiten die uit de processtukken kunnen worden afgeleid, achterwege.
4 In het verzoekschrift wordt tevens verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir verhaalsbeslag op onroerende zaken ingevolge art. 725 Rv. en conservatoir beslag onder derden ingevolge art. 718 Rv. Voor de onderhavige procedure is dat evenwel niet van belang.
5 Zie rov. 1 van de tussenbeschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 1 november 2012, LJN: BY6209, alsmede rov. 1 van de tussenbeschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2012.
6 Zie rov. 5.3-5.6 van die beschikking.
7 Zie rov. 5.7 van die beschikking.
8 Zie rov. 5.8-5.9 van die beschikking.
9 Zie rov. 1 van de tussenbeschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2012. Op de laatstgenoemde akte van [gedaagden] die zich in het procesdossier bevindt, wordt overigens als datum 4 december 2012 vermeld.
10 Zie rov. 4.1-4.6 van die beschikking. Zoals is uiteengezet door mijn ambtgenoot Huydecoper onder 7 van zijn conclusie vóór HR 8 februari 2013, LJN: BY4889 (NJ 2013, 123, m.nt. H.J. Snijders), lijkt het in het licht van de wetsgeschiedenis en de tekst van art. 50 RO alleszins aangewezen om de regel van art. 392 lid 1 Rv. zo uit te leggen dat de bevoegdheid tot het stellen van prejudiciële vragen ook toekomt aan de enkelvoudige kamers die de functie van voorzieningenrechter bekleden (en die titel dragen). Dat de Hoge Raad deze mogelijkheid heeft aanvaard, blijkt uit de omstandigheid dat hij in genoemd arrest de (door de voorzieningenrechter) gestelde prejudiciële vragen heeft beantwoord zonder op dit punt in te gaan.
11 Voluit: Reglement prejudiciële vragen van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden, Stcrt. 4 juni 2012, nr. 10675.
12 Ingevolge art. 393 lid 1 Rv. en art. 7.1 Reglement prejudiciële vragen.
13 Standpunten van partijen over de antwoorden die op de gestelde prejudiciële vragen zouden moeten worden gegeven, zijn overigens wel te vinden in de akte uitlating van [gedaagden] van 20 november 2012, de akte uitlating van [eiseres] van 26 november 2012, en de akte uitlating van [gedaagden] gedateerd 4 december 2012. Zie ook rov. 4.5 van de beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2012.
14 Op de voet van art. 393 lid 2 Rv. en art. 8.1 Reglement prejudiciële vragen.
15 Van resp. 102 en 41 pagina's.
16 Vgl. o.m. J.B.M. Vranken, 'Aansprakelijkheden en bewijsrecht', in: M.J.G.C. Raaijmakers, R. van Rooij & J. Spier (red.), Aansprakelijkheden. Opstellen rond het thema ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht bij gelegenheid van het 60-jarig bestaan van het Nederlands genootschap van bedrijfsjuristen, 1990, p. 232-233; W.A. Hoyng, 'Vier procesrechtelijke wensen', in: B.W.M. Nieskens-Isphording, M.J.G.C. Raaijmakers, J. Spier & J.B.M. Vranken (red.), In het nu, wat worden zal (Schoordijk-bundel), 1991, p. 108-111; J.M. Barendrecht & W.A.J.P. van den Reek, 'Exhibitieplicht en bewijsbeslag', in: WPNR 6155 (1994), p. 743-745; en Asser-Vranken, Algemeen deel **, 1995, nr. 24, alwaar evenwel wordt opgemerkt dat de tijd nog niet rijp lijkt voor een dergelijk bewijsbeslag (met sequestratie), dat de doctrine er eerst flink aan zal moeten schaven en dat er meer advocaten bereid moeten zijn om een dergelijk beslag te proberen.
17 Zie omtrent de Anton Piller Order o.m. T.J.J. Bodewes, Bewijsbeslag. Grondslag en rechtsgevolgen van het conservatoir beslag tot afgifte van bescheiden, 2009, p. 11-12.
18 Rule 25.1 (1) CPR: "The court may grant the following interim remedies (...) (h) an order (referred to as a 'search order') under section 7 of the Civil Procedure Act 1997 (order requiring a party to admit another party to premises for the purpose of preserving evidence etc.)".
19 Te raadplegen via http://www.justice.gov.uk/courts/procedure-rules/civil/rules.
20 T.a.p., p. 744.
21 M.M.L. Harreman, Conservatoire beslagen tot afgifte en levering, diss. 2007, p. 43-44.
22 J. Ekelmans, De exhibitieplicht, diss. 2010, § 13.2.4.
23 J.R. Sijmonsma, Het inzagerecht, diss. 2010, hoofdstuk 14, p. 217.
24 R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure, diss. 2011, § 4.7.1.
25 Asser Procesrecht/Asser 3, 2013/201.
26 H.W.B. thoe Schwartzenberg, Civiel bewijsrecht voor de rechtspraktijk, 2013, nr. 45.
27 A.w., p. 217.
28 Zie verder over de wenselijkheid van de mogelijkheid van bewijsbeslag in niet IE-zaken onder anderen: H.J. Snijders, C.J.M. Klaassen & G.J. Meijer, Nederlands burgerlijk procesrecht, 2011, nr. 448; H.B. Krans, Nederlands burgerlijk procesrecht en materieel EU-recht, 2010, p. 136-140; A.S. Rueb, Compendium burgerlijk procesrecht, 2011, nr. 18.3.8; A.W. Jongbloed, Executierecht, 2011, nr. 6.41; H.L.G. Wieten, Bewijs, 2012, nr. 4.6.3; H.A. Stein, Goed beslagen, 2010, § 49A, p. 61-62.
29 J.G.A. Linssen, 'Bewijsbeslag', in: A.J. van der Meer, J.G.A. Linssen & J.C. van Oven (red.), De reikwijdte van het beslag, 2009, p. 24-26.
30 Annotatie onder vzr. rechtbank 's-Hertogenbosch 27 maart 2002, LJN: AV7617 (JBPr 2002, 10).
31 A.w., p. 9.
32 A.w., p. 86.
33 D.M. de Knijff, 'Bewijsbeslag', in: TCR 2011-1, p. 30.
34 L.P. Broekveldt, 'Algemeen bewijsbeslag: tekort in huidig recht (art. 730 jo. 843a Rv) én in komend recht, in: NTBR 2013-4, p. 125-126.
35 Zie daarover Ekelmans, a.w., § 13.2.2 en de in noot 19 van die paragraaf genoemde jurisprudentie.
36 Vzr. rechtbank Den Bosch 27 maart 2002, LJN AV7617 (JBPr 2002, 10, m.nt. J.G.A. Linssen).
37 Rechtbank Rotterdam 3 september 2009, LJN: BJ7141, rov. 4.6.2. Zie ook rechtbank Haarlem 29 juni 2012, LJN: BX1123 (JBPr 2012, 74, m.nt. M.A.J.G. Janssen en J. van der Kraan), rov. 4.4.
38 Hof Leeuwarden 4 augustus 2009, LJN BJ4901 (JBPr 2009, 59, m.nt. T.S. Jansen; NJF 2009, 455), rov. 10, alwaar wordt verwezen naar hof Den Haag 24 augustus 2006, LJN: AY7534 (BIE 2007, 102). In laatstgenoemde uitspraak wordt in rov. 7 geoordeeld dat volgens art. 843a Rv., zoals dat thans luidt, een partij weliswaar inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden kan vorderen maar in beginsel niet de afgifte ervan.
39 Hof Den Bosch 30 mei 2007, LJN: BA9007 (Prg. 2007, 104), rov. 3.3.2.
40 Hof Amsterdam 12 september 2002, rolnr. 885/02 SKG, rov. 4.3.3, n.g. De uitspraak wordt besproken in Linssen, t.a.p., p. 25 en 27-28, Ekelmans, a.w., p. 260 en 270; en Broekveldt, t.a.p., p. 130.
41 Hof Den Haag 29 maart 2011, LJN: BQ1725, rov. 34 ad b. Uit de overwegingen blijkt dat het hof zich bewust is van de tegenstrijdige rechtspraak omtrent de vraag of een conservatoir bewijsbeslag in niet IE-zaken kan worden gebaseerd op art. 843a Rv. in verbinding met art. 730 Rv.
42 Versie januari 2013, te raadplegen via www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Documents/Beslagsyllabus.pdf, p. 30 (NB 8). De beslagsyllabus wordt gepubliceerd onder verantwoordelijkheid van het LOVCK (het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton van de rechtbanken). Voor zover bepaalde punten uit de beslagsyllabus als bindend rechterlijk beleid zouden kunnen worden opgevat, zij opgemerkt dat daarvan geen sprake is. Bedoelde punten moeten worden beschouwd als "best practices", waarbij bedacht moet worden dat het de voorzieningenrechter steeds vrij staat om in voorkomende gevallen anders te beslissen. Aldus de beslagsyllabus, p. 1. Zie hierover ook Asser Procesrecht/Asser 3, 2013/203.
43 Overigens had het LOVCK de kwestie ook kunnen voorleggen aan de Commissie Cassatie in het belang der wet. Zie voor aanmelding van zaken http://www.rechtspraak.nl/organisatie/hoge-raad/overdehogeraad/bijzondere-taken-hogeraad- en-pg/pages/cassatie-in-het-belang-der-wet.aspx.
44 Vgl. de beslagsyllabus, t.a.p., p. 29-30 (NB 8).
45 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 079, nr. 3, p. 5.
46 Zie bijv. de reactie van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, als bijlage opgenomen in Kamerstukken 2011-2012, 33 079, nr. 3.
47 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 079, nr. 3, p. 7-8.
48 Asser Procesrecht/Asser 3, 2013/202.
49 Vgl. Adviescommissie voor het Burgerlijk Procesrecht, 'Advies over gegevensverstrekking in burgerlijke zaken ('discovery')', in: TCR 2008-4, p. 128-129.
50 Zie bijvoorbeeld J.R. Sijmonsma, 'Het inzagerecht vernieuwd?', in: TvPP 2010-6, p. 184, die opmerkt dat het naar zijn mening de voorkeur verdient om een toch verregaand middel als bewijsbeslag expliciet in de wet te regelen, en dat het nalaten daarvan moet worden gekwalificeerd als incomplete wetgeving die een zorgvuldig handelend wetgever niet past. Zie ook J. Ekelmans, 'Het wetsvoorstel over het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden. Geen eindspel, maar een tussenstand', in: AA 2011-5, p. 353, die spreekt van een gemiste kans, en dezelfde Ekelmans, 'Het inzagerecht verbeterd? Het wetsontwerp over inzage in bescheiden', in: NTBR 2012-2, p. 56-57, alwaar hij opmerkt dat het wetsontwerp [inzake de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel; W-vG] de gelegenheid biedt om een knoop door te hakken met betrekken tot de mogelijkheid tot het leggen van bewijsbeslag in niet IE-zaken, en dat het achterwege laten van een regeling voor bewijsbeslagen er ongunstig uitspringt.
51 Broekveldt, t.a.p., p. 138-139.
52 Hij heeft daarover alleen iets gevonden bij Sijmonsma, a.w., (o.m. § 7.3, p. 140-142). Zo zou het de vraag zijn of roerende zaken als haren of tandenborstels met daarin DNA-materiaal als 'bescheiden' in de zin van art. 843a Rv. kwalificeren en dus onder omstandigheden - eventueel via het bewijsbeslag - moeten worden afgegeven. Volgens Broekveldt is dit een geheel andere discussie, die door de minister ten onrechte wordt gebruikt als alibi om niet nú al een regeling te hoeven maken voor een algemeen bewijsbeslag.
53 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 079, nr. 5, p. 8.
54 Bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het verbeteren van kennelijke fouten in rechterlijke uitspraken, die - na aanvaarding in de rechtspraak: zie bijvoorbeeld HR 29 april 1994, LJN: ZC1363 (NJ 1994, 497) - thans is gecodificeerd in art. 31 Rv.
55 Vgl. in dat verband Asser Procesrecht/Asser 3, 2013/201.
56 Zo ook de beslagsyllabus, versie januari 2013, waarin op p. 30-31 (NB 8) wordt opgemerkt dat bij het verlenen van het verlof hiervoor aan het gebruik ervan de nodige voorwaarden dienen te worden gesteld om te voorkomen dat een conservatoir bewijsbeslag voor andere doeleinden wordt gebruikt dan louter het voorkomen van verduistering van bewijsmateriaal.
57 Ik merk hier terzijde op dat de vraag wat precies onder een goed in de zin van art. 730 Rv. moet worden verstaan, aanleiding kan zijn voor uitgebreide discussie. M.i. dient voor het bewijsbeslag in niet IE-zaken in zoverre aansluiting te worden gezocht bij de artikelen 1019b en 1019c Rv.: het moet gaan om bewijsmiddelen.
58 Aldus ook Sijmonsma, a.w., p. 224; Harreman, a.w., p. 51; Bodewes, a.w., p. 5 en 25-26; Ekelmans, a.w., p. 268; Linssen in zijn noot onder vzr. Rechtbank Den Bosch 27 maart 2002, JBPr 2002, 10.
59 Hieronder valt ook de rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad: vgl. Kamerstukken II 1999-2000, 26 855, nr. 5. p. 78-79.
60 Zie in de periode 2011-2013 bijvoorbeeld: rechtbank Almelo 20 februari 2013, LJN: BZ3617 (afwijzing van vordering tot inzage in danwel afgifte van bescheiden die door middel van conservatoir bewijsbeslag in beslag zijn genomen omdat niet is voldaan aan de eis van bepaaldheid respectievelijk het ontbreken van een rechtmatig belang; de rechtbank overweegt expliciet dat inzage in danwel afgifte van de bescheiden zou leiden tot een ontoelaatbare 'fishing expedition'); rechtbank Almelo 24 januari 2013, LJN: BZ0927 (inzage in danwel afgifte van door middel van conservatoir bewijsbeslag in beslag genomen objecten afgewezen wegens het ontbreken van rechtmatig belang; tevens opheffing van het conservatoir bewijsbeslag); rechtbank 's-Gravenhage 1 augustus 2012, LJN: BX5675 (opheffing conservatoir bewijsbeslag omdat niet is voldaan aan de vereisten van art. 843a leden 1 en 4 Rv.); hof Leeuwarden 26 juni 2012, LJN: BW9764 (inzage in door middel van conservatoir bewijsbeslag in beslag genomen objecten ondanks het bestaan van een rechtmatig belang afgewezen, omdat een behoorlijke rechtsbedeling ook kan plaatsvinden zonder de gevraagde gegevens); rechtbank Utrecht 9 november 2011, LJN: BV0421 (vordering tot inzage in danwel afgifte van door middel van conservatoir bewijsbeslag in beslag genomen bescheiden afgewezen in verband met het ontbreken van rechtmatig belang respectievelijk de omstandigheid dat zulks niet nodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling nu de betreffende feiten ook redelijkerwijze langs een andere weg verkregen kunnen worden); rechtbank Rotterdam 1 juni 2011, LJN: BR3407 (geen sprake van bepaalde bescheiden als bedoeld in art. 843a lid 1 Rv.; toestaan van inzage zou neerkomen op een 'fishing expedition); en rechtbank Rotterdam 6 april 2011, LJN: BQ0989 (S&S 2011, 120) (inzage in dan wel afgifte van door middel van conservatoir bewijsbeslag in beslag genomen bescheiden afgewezen omdat beslaglegger onvoldoende heeft gesteld om aannemelijk te achten dat hij een voldoende rechtmatig belang daarbij heeft).
61 A.w., p. 224.
62 Zie omtrent de vrees voor verduistering ook Barendrecht en Van den Reek, t.a.p., p. 334; Bodewes, a.w., p. 36-37; de beslagsyllabus, p. 30 en het hiervoor onder 2.12 genoemde arrest van hof Amsterdam 12 september 2002, rov. 4.3.3.
63 A.w., p. 271-272; idem Bodewes, a.w., p. 35-36.
64 En van andere betrokkenen. Te denken valt bijvoorbeeld aan beslaglegging op (bestanden op) een computer waarop diverse personen (een heel gezin) werkten.
65 Niet gepubliceerd, besproken door Barendrecht & Van den Reek, t.a.p., p. 743.
66 Vgl. Asser Procesrecht/Asser 3, 2013/201.
67 Zie met betrekking tot conservatoir bewijsbeslag op kopieën van de desbetreffende bescheiden bijvoorbeeld: rechtbank Utrecht 18 augustus 2010, LJN: BN5864; rechtbank Rotterdam 20 april 2010, LJN: BM9449; en rechtbank Assen 17 augustus 2009, LJN: BM1436.
68 Vgl. EHRM 30 maart 1989, LJN: AD0700 (NJ 1991, 522, m.nt. EJD), waarover Ekelmans, a.w., nr. 13.10. In dat arrest oordeelde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot de Engelse 'Anton Piller Order' (zie hiervoor onder 2.2) dat deze niet in strijd is met het bepaalde in art. 8 EVRM, omdat deze maatregel - hoewel deze inbreuk maakt op het in art. 8 lid 1 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van privéleven - bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving als bedoeld in art. 8 lid 2 EVRM.
69 Zie onder 30-49, 113-117, en 137-140 van de schriftelijke opmerkingen van de KBvG.
70 Zie onder 47-48 en 56-57 van de schriftelijke opmerkingen van de NVB.
71 Vgl. o.m. rechtbank Almelo 24 januari 2013, LJN: BZ0927 (opheffing bewijsbeslag in verband met het ontbreken van rechtmatig belang bij inzage, afschrift of uittreksel); en rechtbank 's-Gravenhage 1 augustus 2012, LJN: BX5675 (opheffing bewijsbeslag omdat niet is voldaan aan de in art. 843a Rv. gestelde voorwaarden voor inzage, afschrift of uittreksel).
72 Zie in dat verband bijvoorbeeld het door de voorzieningenrechter in de toelichting op de eerste prejudiciële vraag genoemde voorbeeld van het door de voorzieningenrechter verleende verlof tot het leggen van bewijsbeslag bij een bank (rechtbank Amsterdam 1 juni 2012, LJN: BY0184), het als vervolg daarop gevoerde kort geding tot inzage van het bewijs waarop het beslag rustte op grond van art. 843a Rv. (rechtbank Amsterdam 14 september 2012, LJN: BY0185), en het daar weer uit voortvloeiende deurwaarderskortgeding (rechtbank Amsterdam 2 oktober 2012, LJN: BY0187).
73 Richtlijn Werkwijze gerechtsdeurwaarders - analoog en digitaal rechercheren bij bewijsbeslag. Werkwijze onafhankelijke deskundige bij inzage op grond van exhibitievonnis, 22 juni 2012, opgesteld door G. Bakker & M.J. van Rossum, gesignaleerd in Computerrecht 2012/179.
74 Zie p. 7 van de Richtlijn Werkwijze bewijsbeslag en inzage.
75 PD 25A, met name in par. 7.1-7.5.
76 Zie rov. 4.6 (toelichting onder vraag 4) van de tussenbeschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2012.
77 Naar ik aanneem wordt hier gedoeld op de uitspraak van hof Den Haag, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch.
78 Vgl. art. 700 lid 2 Rv.
79 Zie de beslagsyllabus, versie januari 2013, p. 9.
80 Zie rov. 4.4 en het dictum (onder 5.1-5.9) van de tussenbeschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 1 november 2012.
81 Kamerstukken II 2010-2011, 32 612, nr. 3, p. 15.
82 Waarschijnlijk is het elfde lid bedoeld.
83 Kamerstukken II 2010-2011, 32 612, nr. 5, p. 10.
84 Kamerstukken II 2010-2011, 32 612, nr. 6, p. 17.
85 Zie over de provisionele vordering Burgerlijke Rechtsvordering, G. Snijders, art. 223, alle aant.; Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht, 2012, nr. 103; Asser Procesrecht/Van Schaick 2, 2011, nr. 198-201; en M. den Besten, 'Samenloop van voorlopige voorzieningen in het burgerlijk procesrecht', in: I.S.J. Houben e.a. (red.), Samenloop. BWKJ 23, 2007, p. 214-226.
86 HR 14 november 1997, LJN: ZC2489 (NJ 1998, 113), rov. 3.3 en HR 29 november 2002, LJN: AE7005 (NJ 2003, 50), rov. 3.11.
87 HR 6 februari 2009, LJN: BG5056 (NJ 2010, 139 m.nt. H.J. Snijders), rov. 3.4.
88 Anders: hof Den Haag 7 oktober 2010, LJN: BN9816.
89 Zie daarover Burgerlijke Rechtsvordering, G. Snijders, art. 223, aant. 9; H.J. Snijders, C.J.M. Klaassen & G.J. Meijer, a.w., nr. 342, en M. den Besten, t.a.p., p. 222.
90 Met betrekking tot provisionele tussenbeschikkingen geldt immers niet de regel van art. 358 lid 4 Rv. dat daarvan slechts in hoger beroep kan worden gekomen tegelijk met het hoger beroep van de eindbeschikking. Hoewel een met het voor de dagvaardingsprocedure geldende art. 337 lid 1 Rv. vergelijkbare bepaling voor de verzoekschriftprocedure ontbreekt, kan van provisionele tussenbeschikkingen aanstonds hoger beroep worden ingesteld. Vgl. ook Hammerstein 2012 (T&C Rv), art. 358 Rv., aant. 3.
91 Zie ook Kamerstukken II 2010-2011, 32 612, nr. 3, p. 20-21.