Conclusie
Nr. 12/02820 B
Mr. Vellinga
Zitting: 29 januari 2013
Conclusie inzake:
[Klaagster]
1. Bij beschikking van 24 februari 2012 heeft de Rechtbank te Maastricht klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag.
2. Belanghebbende is bij klaagschrift opgekomen tegen het verstrekken c.q. het verstrekt zijn van een machtiging als bedoeld in art. 117 Sv ter zake van 31 onder Opgenort inbeslaggenomen paarden; tevens strekt het klaagschrift tot het aanstellen van klaagster als bewaarder van de paarden.
3. Het middel houdt in dat de Rechtbank klaagster ten onrechte niet als belanghebbende in de zin van art. 552a Sv heeft aangemerkt.
4. De Rechtbank heeft in de bestreden beschikking overwogen:
"De raadsman stelt dat de stichting als ideële stichting een belanghebbende is in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, omdat dieren niet zelf voor hun rechten op kunnen komen en de stichting ondubbelzinnig het belang van dieren vertegenwoordigt. De raadsman stelt dat een ideële stichting zoals deze stichting sinds kort wordt toegelaten als belanghebbende bij een artikel 12 Sv-procedure. De raadsman voert aan dat de stichting in het verlengde hiervan in onderhavige procedure kan worden aangemerkt als een belanghebbende in de zin van artikel 116 leden 2 en 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft in raadkamer te kennen gegeven dat het klaagschrift van de stichting niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu een ideële stichting geen belanghebbende is in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie wijst er op dat artikel 116, leden 2 en 3, van het Wetboek van Strafvordering geen ruimte bieden om de stichting als belanghebbende bij de onderhavige procedure toe te laten.
De rechtbank is gezien de inhoud van het procesdossier en het verhandelde in raadkamer van oordeel dat de stichting niet-ontvankelijk is in haar klaagschrift, nu zij geen belanghebbende is in de zin van artikel 552a Sv van het Wetboek van Strafvordering, immers de stichting heeft niet heeft gesteld eigenaar te zijn noch beperkt gerechtigde noch zakelijk gerechtigde, noch dat zij een retentierecht heeft, faillissementscurator is of directeur en/of aandeelhouder van een B.V. waaronder beslag is gelegd.
Het beslag kan derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard."
5. Belanghebbende in de zin van art. 552a Sv is degene wiens belang door de inbeslagneming of het gebruik van het inbeslaggenomen voorwerp in het geding is: degene onder wie het voorwerp in beslag is genomen, een ieder die enig recht op het inbeslaggenomen voorwerp kan doen gelden: de eigenaar, de bezitter te goeder trouw, de zakelijk gerechtigde of iemand die uit anderen hoofde enige aanspraak op beschikkingsmacht over het voorwerp kan doen gelden zoals degene die het voorwerp in bruikleen heeft gekregen.(1) Een tussenpersoon bij de handel in vis is dus geen belanghebbende ter zake van een partij inbeslaggenomen vis(2), iemand die geld heeft uitgeleend ten aanzien van het beslag op dat bedrag onder degene aan wie het geld is uitgeleend evenmin.(3)
6. In de stellingname van klaagster ligt besloten dat niet haar belang maar het belang van de inbeslaggenomen dieren in het geding is. Zij meent voor het belang van de dieren te moeten opkomen omdat deze dat zelf niet kunnen.
7. Zoals de Rechtbank heeft vastgesteld en in cassatie niet is bestreden kan klaagster niet enig recht of aanspraak in voormelde zin op de dieren doen gelden. Het oordeel van de Rechtbank dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar beklag geeft dus geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is, in aanmerking genomen hetgeen klaagster heeft gesteld over haar belang, niet onbegrijpelijk.
8. Degene onder wie de dieren in beslag zijn genomen alsmede degenen die - anders dan klaagster - enig recht of aanspraak op de dieren kunnen doen gelden, kunnen op grond van art. 552a lid 1 Sv opkomen tegen het gebruik van de inbeslaggenomen dieren, in casu de voorgenomen vernietiging van de dieren. Anders dan in de stellingname van klaagster besloten ligt zijn er dus anderen die op grond van het bepaalde in art. 552a Sv kunnen opkomen voor de belangen van de inbeslaggenomen dieren.
9. Het middel faalt.
10. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie J. Wöretshofer in Melai/Groenhuijsen e.a., aant. 4.1 op art. 552a (suppl. 135, juni 2003).
2 HR 11 juni 1991, 2571E, LJN ZC8814 (niet gepubliceerd).
3 HR 3 juni 2003, 02342/01, LJN AF4253 (niet gepubliceerd).