ECLI:NL:PHR:2013:BZ5404
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Onterecht opgelegde jeugddetentie en motivering van onttrekking aan het verkeer in jeugdzaak
In deze jeugdzaak heeft het Gerechtshof te Arnhem de verdachte veroordeeld tot drie dagen jeugddetentie voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. B.P. de Boer, heeft cassatie aangetekend tegen deze veroordeling. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 maart 2013 geoordeeld dat het Hof ten onrechte jeugddetentie heeft opgelegd, ondanks de toepassing van de bepalingen van het jeugdstrafrecht. Dit is in strijd met artikel 77h van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat jeugddetentie niet kan worden opgelegd voor de bewezenverklaarde overtredingen.
Daarnaast heeft de Hoge Raad de motivering van de onttrekking aan het verkeer van de motorscooter van de verdachte beoordeeld. Het Hof had gesteld dat het ongecontroleerde bezit van de motorscooter in strijd is met de wet, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze motivering ontoereikend is. Het bezit van een motorscooter zonder kenteken is niet per definitie in strijd met de wet, zoals blijkt uit artikel 36 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de middelen van cassatie van de verdachte slagen. De zaak wordt terugverwezen naar het Hof voor herbehandeling van de strafoplegging, terwijl het beroep voor het overige wordt verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging en terugverwijzing van de zaak.