Nr. 11/01971
Mr. Hofstee
Zitting: 15 januari 2013
1. Verzoeker is bij arrest van 31 maart 2011 door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens "1. Belaging" en "2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2000,- en voor het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander op de wijze als in het arrest vermeld. Verder heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van de bij arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage d.d. 5 februari 2008 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 195 dagen.
2. Namens verzoeker hebben mrs. F.G.L. van Ardenne en M. de Kock-Molendijk, beiden advocaat te Rotterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, behelst de klacht dat het Hof een onjuiste betekenis heeft toegekend aan het in de tenlastelegging van feit 1 voorkomende begrip "stelselmatig" en daarmee de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten. Het tweede middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring van feit 1 ten aanzien van het bestanddeel "stelselmatig" onvoldoende met redenen heeft omkleed, nu de stelselmatigheid niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen. De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
4. Ten laste van verzoeker is door het Hof onder 1 bewezen verklaard dat:
"hij in de periode van 24 mei 2009 tot en met 13 juni 2009 te Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk [slachtoffer], vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, [slachtoffer] op zeer indringende wijze en zonder zijn identiteit prijs te geven een aantal smsjes gestuurd waaruit [slachtoffer] opmaakte dat hij, verdachte, haar voortdurend in de gaten hield en over persoonlijke informatie van haar, [slachtoffer], beschikte;"
5. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van de politie Haaglanden d.d. 25 mei 2009, nr. 1509/2009/1851, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (0/opv/A3 t/m 0/opv/A6). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als de op 25 mei 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [slachtoffer], die aangifte deed:
Ik ben sinds medio juni 2007 werkzaam als inspecteur van politie Haaglanden. Op 20 mei 2009 ben ik op vakantie gegaan met mijn gezin naar de Beekse Bergen in Hilvarebeek. Op 24 mei ontving ik op mijn diensttelefoon, voorzien van nummer 06-[001], een sms van het privé-nummer 06-[002] met de volgende tekst: "Every breath you take, every move you make, every step you take...I'11 be watchin'you!"
Ik vond dit erg raar. Het spookte de hele dag door mijn hoofd wie het geweest zou kunnen zijn.
Op 24 mei 2009 omstreeks 21.10 uur kwam[en] wij thuis. Hiermee bedoel ik mijn huisadres alwaar ik en mijn gezin woonachtig zijn. Ik heb de kinderen op bed gelegd en ik ben vervolgens zelf ook naar bed gegaan. Te 21.57 uur kreeg ik weer een sms-bericht. In dit bericht stond: Methodieken-spelletje:"Zoek het pijlbaken". You never walk alone. Shalom with [betrokkene 1]."
Op dit moment werd ik erg bang. Ik heb in het verleden bij Bureau Regionale Recherche diverse zware criminaliteitsonderzoeken gedraaid in samenwerking met de officier van justitie [betrokkene 1]. Omdat ik [betrokkene 1] wilde waarschuwen, heb ik haar voicemail ingesproken. Hierna heb ik direct mijn directe chef gebeld. Ik was bang was er mogelijk een peilbaken of een bom onder mijn auto zou zitten. Op 25 mei heb ik [betrokkene 1] nogmaals gebeld. Ik heb haar toen de sms-berichten voorgelezen. Zij vroeg aan mij of ik mij kon herinneren welke zaken wij samen gedraaid hadden. Wij kwamen erachter dat wij samen een grote omvangrijke wapenhandel in 2005 hebben opgespoord. In deze zaak zijn enkele verdachten tot hoge straffen veroordeeld. Ik heb de hele nacht niet kunnen slapen en ik voel me erg bedreigd. Ik ben niet alleen bang voor mijn eigen veiligheid en gezondheid maar zeer zeker voor die van mijn kinderen. Mijn hele sociale leven is op dit moment ontwricht. Ik ben bang in mijn eigen huis en ook als ik in een auto moet stappen. Ik heb geen idee wie hier achter zit. Het is wel gelukt om mij angst aan te jagen.
Ik kan op dit moment in mijn werk niet goed functioneren omdat ik het gevoel heb dat ik continu achterom moet kijken. Het sms bericht zegt dat hij/zij op elk moment mij in de gaten houdt. Elke stap die ik doe zou hij/zij volgen. Hij/zij zegt zoek het pijlbaken.
Als ik op mijn bank zit, ben ik zelfs bang dat er iemand meeluistert. De telefoon waarop ik genoemde sms-berichten heb ontvangen, heb ik sedert 1999 in gebruik.
2. Het proces-verbaal van de politie Haaglanden d.d. 25 mei 2009, nr. 1509/2009/1851, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (O/opv/Al en 0/opv/A2). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 25 mei 2009 heb ik van [slachtoffer] een mondelinge klacht ontvangen terzake van 285b Wetboek van Strafrecht. De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging over te gaan.
als de op 25 mei 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
ik heb aangifte gedaan van belaging door middel van de aan mij toegestuurde SMS-jes. De SMS-jes refereren kennelijk aan mijn werk. De SMS-jes hebben ertoe geleid dat mijn sociale leven ontwricht is en ik mijn werk niet meer goed kan doen. Ik verzoek dat er vervolging wordt ingesteld tegen de dader(s).
3. Het proces-verbaal van de politie Haaglanden d.d. 13 juli mei 2009, nr. 1509/2009/1851, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (O/opv/A20 t/m A24). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als de op 25 mei 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde nadere verklaring van aangeefster [slachtoffer]:
Op 25 mei 2009 heb ik aangifte gedaan van belaging. Op 30 mei 2009 te 03.17 uur ontving ik een sms bericht, inhoudende:
Uitkomst 1e spelletje 48.19'29.25 N 16.25'55.03 Naaldwijkse [initialen]'s Brother in arms.
Naar aanleiding van dit sms bericht heb ik mijn telefoon afgegeven aan de teamleider van het politieonderzoek.
Met de initialen [initialen] onderteken ik geen processen-verbaal. Ik gebruik die initialen privé en de verdachte heeft deze kunnen vinden op schoolbank.nl. Hier staat ook vermeld dat ik uit Naaldwijk kom.
De sms-berichten spreken voor zich. De verdachte benaderd mij hierin persoonlijk door mijn privé initialen te vermelden, evenals het feit dat ik opgegroeid ben in Naaldwijk, alsmede de tekst die hij gebruikt: "Every breath you take, every move
you make, every step you take...I'11 be watchin' you!".
4. Het proces-verbaal van de politie Haaglanden d.d. 24 juni 2009, nr. 1509/2009/1851, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (0/opv/AH9 en O/opv/AH10).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Aangeefster [slachtoffer] ontving op zaterdag 30 mei 2009 te 3.17 uur een derde sms-bericht. Aangeefster bevond zich toen in het postcodegebied [postcode].
5. Een als bijlage bij het "Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" gevoegd geschrift, zijnde de schriftelijke slachtofferverklaring ondertekend [slachtoffer]. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
Op vrijdag 29 mei [2009] kwam ik 's-avonds thuis. Om 2.30 uur ben ik naar bed gegaan. Daarna ontving ik het derde sms'je. In dit sms'je relateerde de schrijver naar mijn afkomst uit Naaldwijk. In overleg met de Nationale Recherche is besloten om het huisadres te verlaten. Het reisbureau heeft in opdracht van de nationale Recherche tickets geregeld voor een reis naar een buitenland. Ter plaatse hebben wij een kamer geboekt van 31 mei tot en met 16 juni 2009.
In de weken dat wij van huis zijn geweest heb ik mijn telefoon afgegeven aan de teamleider van het onderzoek.
6. De ter terechtzitting in eerste aanleg van 12 november 2009 afgelegde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven-:
Op 24 mei 2009 te 00.57 uur heb ik een sms-bericht naar [slachtoffer] gestuurd met de tekst: "Every breath you take, every move you make, every step you take...I'll be watchin'you!" Ik - heb daarbij mijn identiteit niet aan haar bekend gemaakt. Op 24 mei 2009 te 21:57 uur heb ik een tweede sms bericht naar [slachtoffer] gestuurd met de tekst: "Methodiekenspelletje: "Zoek het pijlbaken". You never walk alone. Shalom with [betrokkene 1]". Ik heb daarbij wederom mijn identiteit niet aan haar bekendgemaakt.
Op 30 mei 2009 te 03.17 uur heb ik een derde sms-bericht naar [slachtoffer] gestuurd met de tekst: "Uitkomst 1e spelletje 48.19'29.25 N 16.25'55.03 Naaldwijkse [initialen]'s Brother in arms."
U zegt mij dat de teksten die ik heb gebruikt als bedreigend werden ervaren door aangeefster. Ik heb er spijt van dat ik dat heb gedaan."
6. In de Bijlage, inhoudende de bewijsmiddelen in de zaak tegen verzoeker, is met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde voorts de volgende nadere bewijsoverweging opgenomen:
"I. Het hof is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte door middel van het versturen van sms-berichten stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Daartoe acht het hof de volgende feiten en omstandigheden in het bijzonder redengevend.
De verdachte wist dat aangeefster bij de politie werkzaam is.¹ De drie sms-berichten genoemde zijn 's avonds of 's nachts - in aangeefsters privétijd - verzonden. De sms-berichten zijn in relatief kort tijdsbestek verzonden; twee berichten zijn verstuurd binnen 24 uur. De sms-berichten zijn anoniem verzonden en worden in de tijd steeds specifieker en indringender en daarmee (be)dreigender. De zinsneden I'll be watchin' you" en "You never walk alone", leveren in onderlinge samenhang bezien, een bedreiging op.
Zinsneden in twee berichten refereren aan een grootschalig opsporingsonderzoek, waarbij aangeefster uit hoofde van haar functie bij de politie betrokken is geweest of aan persoonlijke gegevens van aangeefster.
Ten slotte acht het hof in het bijzonder redengevend dat deze sms-berichten, blijkens de terechtzitting door de advocaat-generaal bij haar requisitoir betrokken, daadwerkelijk een impact hebben gehad op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster en haar gezin.
II. De inhoud van de onder 4 en 5 gebezigde bewijsmiddelen acht het hof in het bijzonder redengevend voor de vaststelling dat aangeefster zich, toen zij kennis nam van het derde sms bericht, inhoudende "Uitkomst 1e spelletje 48.19'29.25 N 16.25'55.03 Naaldwijkse [initialen]'s Brother in arms.", in Nederland bevond.
1. Zie de door de verdachte op 3 juli 2009 tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te 's-Gravenhage afgelegde verklaring, p. 2.
7. In de toelichting op de middelen wordt aangevoerd dat de frequentie van de handelingen en de duur van de periode waarin de handelingen zijn verricht - te weten het sturen van 3 sms-berichten waarvan 2 berichten op één dag - te gering zijn voor het aannemen van de bewezenverklaarde stelselmatigheid, waarbij de stellers van de middelen in aanmerking nemen dat door verzoeker geen fysiek contact met de aangeefster is gezocht.
8. Artikel 285b, eerste lid, Sr luidt:
"Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie."
9. Het aan verzoeker onder 1 tenlastegelegde feit is toegesneden op art. 285b, eerste lid, Sr. De in de tenlastelegging voorkomende uitdrukking "stelselmatig" moet derhalve geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling.
10. Vooropgesteld moet worden dat de vraag of stelselmatig inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer volgens bestendige rechtspraak van de Hoge Raad moet worden beoordeeld aan de hand van de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.(1) Dit beoordelingskader brengt mee dat de duur en de frequentie van de verdachte niet de enige beoordelingsfactoren zijn. Daaraan gelijkwaardig zijn de andere door de Hoge Raad genoemde factoren, met name ook de intensiteit van de gedragingen en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Het gaat om het totaalbeeld dat uit (de verschillende, hiervoor genoemde, aspecten van) de gedragingen van de verdachte naar voren komt, zoals mijn voormalige ambtgenoot Jörg schreef in zijn conclusie vóór HR 22 maart 2011, LJN BP0096, NJ 2011/228.(2) Waar echter de ondergrens ligt, valt niet in algemene bewoordingen te duiden.(3)
11. Uit het voorgaande kan, lijkt mij, worden afgeleid dat een geringe duur en frequentie van de gedragingen nog niet het bestaan van de vereiste stelselmatigheid uitsluit, mits daarnaast door de intensiteit van de gedragingen sprake is van een zeer indringende inbreuk en invloed op de persoonlijke levenssfeer, dat wil zeggen op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Wellicht wat populair gezegd: in dat geval wordt de geringheid van de duur en frequentie 'gecompenseerd' door de hevige intensiteit van de gedragingen en de diepe inwerking (de aanzienlijke invloed) daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Fraai verwoordde de vroegere AG Wortel deze zienswijze in zijn conclusie vóór HR 10 januari 2006, LJN AU7081 (niet gepubliceerd): "Aldus zijn duur, intensiteit en frequentie niet méér dan algemeen omschreven factoren die de rechter tot aanknopingspunt dienen. Mijns inziens is er geen bezwaar tegen te maken dat de rechter die factoren met elkaar in verband brengt als waren het communicerende vaten. Een gering aantal zéér indringende schendingen van de persoonlijke levenssfeer, waardoor ook schade wordt aangericht of grote angst wordt aangejaagd, kan de verlangde stelselmatigheid opleveren, net zo goed als een zeer groot aantal gedragingen, die ieder op zichzelf beschouwd nauwelijks als een inbreuk op persoonlijkheidsrechten zijn aan te merken doch hun betekenis juist aan de voortdurende herhaling ontlenen."(4)
12. Voor deze opvatting meen ik tevens steun te kunnen vinden in de ontstaansgeschiedenis van art. 285b, eerste lid, Sr. Zo valt in de desbetreffende Memorie van Toelichting(5) het volgende te lezen:
"Bij belaging wordt iemand opzettelijk door een ander herhaaldelijk lastig gevallen en wordt daardoor een inbreuk gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Dit kan door een en dezelfde activiteit, maar ook door middel van een variëteit aan gedragingen, zoals bijvoorbeeld het op straat achtervolgen, bedreigingen uiten, telefonisch of schriftelijk ongewenst benaderen, voor de woning of werkplek posten, het ongewenst bestellen van goederen en diensten op naam en op rekening van het slachtoffer, het laten bezorgen van grafkransen en het plaatsen van overlijdensadvertenties, het ongevraagd geven van opdrachten op naam van het slachtoffer, het verspreiden van valse geruchten over het slachtoffer, het bekladden van de woning, het beschadigen, vernielen of verplaatsen van goederen, het onder valse voorwendselen informatie inwinnen bij instanties over het slachtoffer, het telkenmale nodeloos aanspannen van gerechtelijke procedures etc. De gedragingen behoeven zich niet louter tot het slachtoffer uit te strekken, ook familieleden, de werkgever, collega's, vrienden en kennissen kunnen door de belager worden geterroriseerd. Als gevolg van de diepgaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt het slachtoffer vaak bang of onzeker. Een normaal functioneren is in veel gevallen onmogelijk. Het slachtoffer kan zich genoodzaakt voelen een geheim telefoonnummer te nemen, zich niet onbeschermd op straat te begeven, op het werk voorzieningen te treffen, buren en anderen in te schakelen om alert te zijn etc. Veel slachtoffers voelen zich gevangene in eigen huis."
13. Als met betrekking tot feit 1 de tenlastelegging en de bewezenverklaring naar haar inhoud wordt bezien, valt op dat daarin het accent is gelegd op de indringendheid van de teksten van anoniem verzonden sms-berichten en niet op de frequentie waarmee deze berichten naar de aangeefster zijn gestuurd.(6)
14. De vraag is of die indringendheid uit de gebezigde bewijsmiddelen in samenhang met de nadere bewijsoverweging van het Hof kan volgen. Kunnen de door het Hof vastgestelde feiten en/of omstandigheden zijn oordeel dragen dat in het onderhavige geval sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster? Ik meen dat beide vragen bevestigend dienen te worden beantwoord. De anoniem verzonden sms-teksten "Every breath you take, every move you make, every step you take...I'll be watching you"(7), "Zoek het peilbaken. You never walk alone" en "Uitkomst 1e spelletje 48.19'29.25 N 16.25'55.03 Naaldwijkse [initialen]'s Brother in arms" hebben in onderling verband onmiskenbaar een onheilspellend en dus vreesaanjagend karakter en zijn naar hun strekking ook zo bedoeld, want beogen de aangeefster duidelijk te maken dat zij door de onbekende afzender van deze berichten voortdurend in de gaten wordt gehouden. Door de aangeefster het gevoel te geven dat zij permanent door een onbekende wordt gevolgd en geobserveerd, heeft verzoeker al zelf de verlangde stelselmatigheid door middel van een thrillerachtig scenario geconstrueerd en geregisseerd, waaraan het geringe aantal van drie sms'en niet afdoet.
15. Het is niet verwonderlijk dat de inhoud van de sms-berichten daadwerkelijk een aanzienlijke impact op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster en haar gezin hebben gehad. Te meer indien daarbij het volgende wordt betrokken. De berichten zijn door een anonieme afzender eenmaal in de avonduren en tweemaal 's nachts gestuurd naar de dienstelefoon van de aangeefster. Daarmee geeft de afzender aan dat hem bekend is wat het (afgeschermde, zo neem ik aan) nummer van deze dienstelefoon is. Het derde sms-bericht maakt voor de aangeefster duidelijk dat de onbekende afzender precies weet wat haar initialen zijn en waar zij is opgegroeid. In het tweede sms'je wordt bovendien gerefereerd aan de naam van een officier van justitie met wie de aangeefster uit hoofde van haar functie bij de politie een groot en zwaar opsporingsonderzoek - te weten een omvangrijke wapenhandel waarbij enkele verdachten tot hoge straffen zijn veroordeeld - had gedraaid.(8) De impact van de sms-berichten is voor de aangeefster groot geweest. Dat de aangeefster de inhoud van de sms-berichten als een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer (haar persoonlijk leven en persoonlijke vrijheid) heeft ervaren, blijkt wel uit de angst dat haar en haar kinderen iets ergs zou kunnen overkomen en haar disfunctioneren op de werkvloer. Kennelijk werden de sms-berichten als zo intimiderend en dreigend aangemerkt, en door de Nationale Recherche zo serieus genomen, dat de aangeefster haar huis moest verlaten om met haar kinderen een periode in het buitenland te verblijven.(9) De gedragingen van verzoeker hebben dus niet alleen op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster inbreuk gemaakt, maar - door het geraden vertrek naar het buitenland - ook op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van haar gezin.(10)
16. Hetgeen ik hiervoor onder 15 heb beschreven, volgt zonder meer uit de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging van het Hof. Het oordeel van het Hof dat de sms-berichten in de tijd steeds specifieker en indringender, en daarmee dreigender, werden en dat vooral in het licht daarvan verzoeker door het sturen van de sms-berichten stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en evenmin van het verlaten van de grondslag van de tenlastelegging. Voorts is dat oordeel niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
17. Beide middelen falen.
18. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
19. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Zie o.a. HR 29 juni 2004, LJN AO5710, NJ 2004/426, m.nt. D.H. de Jong, HR 15 november 2005, LJN AU3495, HR 29 juni 2010, LJN BL8642, NJ 2010/406 en HR 22 maart 2011, LJN BP0096, NJ 2011/28, m.nt. N. Keijzer.
2 Vgl. HR 1 juni 2004, LJN AO7066, NJ 2004/354.
3 Zie ook M.J.A. Duker, "De reikwijdte van het belagingsartikel", RM Themis, 2007-4, p. 141-154. In zijn arrest van HR 22 maart 2011, LJN BP0096, NJ 2011/28, m.nt. N. Keijzer oordeelde de Hoge Raad dat op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, inhoudende dat de verdachte (binnen acht dagen) zevenmaal was gereden door de straat waar de aangeefster woonde en haar op twee dagen had gebeld, niet kon worden gesproken van "stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer".
4 In die zin ook de conclusies van mijn ambtgenoten Machielse en Vellinga vóór respectievelijk HR 14 augustus 2007, LJN BA4938 (niet gepubliceerd) en HR 11 maart 2008, LJN BC6254, beide door de Hoge Raad op de voet van art. 81 RO afgedaan.
5 Kamerstukken II 1997/98, 25 768, nr. 3, p. 2.
6 Wat de duur van de gedragingen van verzoeker betreft: de bewezenverklaarde periode van 24 mei 2009 tot en met 13 juni 2009 omvat 21 dagen. Bewijsmiddel 5 houdt evenwel in dat door de aangeefster een kamer in het buitenland is geboekt voor de periode van 31 mei tot en met 16 juni 2009.
7 Welke tekst kennelijk is ontleend aan een wereldhit van de vroegere rockband 'The Police'.
8 Vgl. HR 29 juni 2010, LJN BL8642, NJ 2010/406.
9 Voor belaging is overigens niet vereist dat moet blijken van ernstige emotionele gevolgen of een enorme verstoring van het dagelijkse leven althans van een zeer ingrijpende dan wel diepgaande invloed op het persoonlijke leven en de vrijheid van het slachtoffer (HR 15 november 2005, LJN AU3495).
10 Vgl. HR 16 september 2008, LJN BD3697 (niet gepubliceerd), waarin de gedragingen bestonden uit het door de verdachte en zijn medeverdachte versturen van een zestal/zevental brieven in een periode van ruim twee weken. De vaststellingen van het Hof hielden onder meer in dat het slachtoffer - werkzaam als internist - in de brieven in dwingende en steeds grimmiger bewoordingen werd aangesproken op haar functioneren als arts, dat in de brieven beledigende en/of bedreigende uitlatingen voorkwamen, dat een van de brieven bij het slachtoffer thuis was afgeleverd, de brieven zeer kort na elkaar waren gestuurd zodat een serieus antwoord op de in genoemde brieven gestelde eisen van de verdachte en de medeverdachte niet kon worden verwacht, en de bezorging aan het privéadres van het slachtoffer bij het slachtoffer vrees had doen ontstaan voor de veiligheid van haar gezin. De Hoge Raad deed de zaak af op de voet van art. 81 RO.