ECLI:NL:PHR:2013:BZ0987

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02913
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechters
  • Mr. Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toekenning eenhoofdig gezag in een slepend familierechtelijk conflict

In deze zaak gaat het om een langdurig conflict tussen [de man] en [de vrouw] over het gezag over hun kinderen, voortkomend uit hun inmiddels ontbonden huwelijk. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen, waaronder een ondertoezichtstelling van de kinderen en een echtscheiding, de ernst van de situatie en de problemen tussen de ouders vastgesteld. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat het cassatieberoep van [de man] verworpen dient te worden, omdat de klachten die zijn ingediend niet voldoen aan de eisen van rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De zaak betreft een verzoek van [de vrouw] om met eenhoofdig gezag over de kinderen te worden belast, wat in eerste aanleg is toegewezen en door het hof is bekrachtigd. De klachten van [de man] zijn voornamelijk gericht op de motivering van de beslissing, maar geven niet aan welke specifieke feiten of gegevens tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de klachten niet toereikend zijn en dat de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand moeten blijven.

Conclusie

Zaaknr. 12/02913
Mr. Huydecoper
Zitting van 30 november 2012
Conclusie inzake
[De man]
verzoeker tot cassatie
tegen
[De vrouw]
verweerster in cassatie
1. Het cassatieberoep dat namens de verzoeker tot cassatie, [de man], in deze zaak is ingesteld behoort volgens mij te worden verworpen. Het middel stelt geen vragen aan de orde die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoording behoeven. Ook overigens meen ik dat met een verkorte conclusie kan worden volstaan.
2. Het gaat in deze zaak om een reeds geruime tijd slepend conflict over gezag en daarmee verband houdende kwesties, betreffende de kinderen uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van [de man] met de verweerster in cassatie, [de vrouw].
De reeks van beschikkingen die de rechtbank in de eerste aanleg heeft gegeven en die uit de dossierstukken blijkt(1), geeft een indruk van de ernst van de problemen waarmee de partijen kampen - maar waarmee vanzelfsprekend ook de kinderen geconfronteerd worden.
3. De onderhavige zaak betreft een verzoek van [de vrouw] dat ertoe strekt dat zij met het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt belast. Dit verzoek is in eerste aanleg toegewezen. Het hof heeft deze beslissing op het namens [de man] ingestelde hoger beroep bekrachtigd.
4. Het cassatieverzoek - dat overigens tijdig en regelmatig werd ingediend - bevat klachten die ertoe strekken dat op ontoereikende gronden zou zijn geoordeeld dat er redenen zijn voor toewijzing van de namens [de vrouw] verzochte gezagsvoorziening. Die klachten houden echter niet meer in dan dat: namelijk de in enkele varianten herhaalde bewering dat er op ontoereikende gronden in de namens [de vrouw] verdedigde zin zou zijn beslist.
5. De klachten geven niet aan welke in de feitelijke instanties aangevoerde stellingen of gegevens (met vindplaatsen in relevante stukken) tot het door de klachten verdedigde oordeel kunnen bijdragen, of waarom de door het hof in de bestreden beschikking gegeven motivering in enig specifiek aangegeven opzicht gebrekkig zou zijn(2). Daarom kunnen de klachten niet worden aangemerkt als middelen die aan de in art. 426a Rv. tot uitdrukking komende maatstaf voldoen.
6. Inhoudelijk strekken de klachten er bovendien in wezen toe, dat de feiten anders gewaardeerd zouden moeten worden dan door de rechters van de eerste aanleg en in hoger beroep is gedaan. In zoverre stuiten de klachten af op het bepaalde in de art. 419 lid 3 jo. 429 lid 2 Rv.
Conclusie
Ik concludeer tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1 Wat mij betreft gaat het dan om een beschikking van 5 oktober 2009, waarbij de kinderen onder toezicht werden gesteld, vooral vanwege de relationele problemen tussen de ouders; een beschikking van 8 februari 2010, waarbij onder meer echtscheiding werd uitgesproken en problemen rond de zorgregeling onder ogen worden gezien; een uitspraak in kort geding van 12 mei 2010, waarbij aan [de man] een tijdelijk contactverbod ten opzichte van [de vrouw] en de kinderen werd opgelegd; een beschikking van 11 augustus 2010 van dezelfde strekking als het kortgeding-vonnis; en een beschikking van 4 oktober 2010, houdende verlenging van de ondertoezichtstelling, waarin ook gegevens zijn te vinden omtrent de tussen de partijen spelende problemen.
2 Het hof heeft zich in zijn beslissing aangesloten bij de bevindingen van de rechter in de eerste aanleg, en daar enige beschouwingen aan toegevoegd. In eerste aanleg was door de rechter gemotiveerd aangegeven waarom geoordeeld moest worden dat zich een situatie voordeed waarin de kinderen klem of verloren dreigden te raken door het conflict van de ouders en de daarmee samenhangende ontwikkelingen.