1 Sinds 1 juli 2009 is deze vrijstelling opgenomen in artikel 11, lid 1, aanhef en onderdeel g, sub 1°, aanhef en onder b, van de Wet (Wet van 18 december 2008, houdende wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009) Stb. 2008, 565).
2 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006, Pb L 347, blz. 1.
3 Thans op grond van artikel 19 VEU het van het Hof van Justitie van de Europese Unie deel uitmakende Hof van Justitie. De gebezigde afkorting 'HvJ' ziet zowel op arresten die zijn gewezen toen het Hof van Justitie nog 'van de Europese Gemeenschappen' was als op rechtspraak die het HvJ als onderdeel van het HvJ EU heeft gewezen.
4 Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977, PB L 145, blz. 1.
5 In de Franse tekst van de Richtlijn 'fourniture', in het Duits 'Lieferungen', en in het Engels 'supplied by ...'.
6 Luidende: "Een heldere en rationele presentatie van de bepalingen, overeenkomstig het beginsel van betere regelgeving, vergt dat de structuur en de formulering van de richtlijn worden herschikt, waarbij evenwel in principe geen materiële wijzigingen in de bestaande wetgeving worden aangebracht. Niettemin moet een gering aantal wijzigingen die inherent zijn aan de herschikkingsexercitie, in de tekst worden aangebracht. De wijzigingen in kwestie zijn limitatief vermeld in de bepalingen betreffende omzetting en inwerkingtreding."
7 Toelichting op artikel 14 van het Voorstel voor een Zesde richtlijn, Bulletin van de EG supplement 11/73, blz. 17 lk. De toelichting op het Voorstel is ook gepubliceerd in V-N 1973/18a.
8 Tot 1 januari 1979 artikel 11, aanhef en onderdeel g, van de Wet.
9 Althans, zo neem ik aan, zolang het ging om leveringen van goederen die de tandarts of tandtechnicus in zijn hoedanigheid van tandarts/-technicus verrichtte.
10 Voormelde wetswijziging trad bij besluit van 19 november 1997, Stb. 1997, 553 per 1 december 1997 in werking. In de parlementaire geschiedenis van deze wijziging is overigens geen nadere toelichting gegeven op de aanpassing van de vrijstelling voor tandprothesen.
11 Arrest van 11 november 2005, nr. 39344, LJN AO7684, BNB 2006/237 m.nt. Van Kesteren.
12 Bij wet van 20 december 2007, houdende wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008), Stb. 2007, 563.
13 Tot 1 januari 2007 was deze mogelijkheid opgenomen in artikel 28, lid 3, aanhef en onder a, van de Zesde richtlijn juncto bijlage E, onder 2, bij die richtlijn.
14 In dit kader merk ik op dat in zaak 11/05307 tandprothesen vanuit Zweden intracommunautair worden verworven. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat Zweden geen gebruik heeft gemaakt van de overgangsregeling van artikel 370 van de btw-richtlijn juncto bijlage X, deel A, onder 1. De Staatssecretaris impliceert in zijn verweerschrift in cassatie daarentegen, dat Zweden wel gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid en dat de levering van tandprothesen in Zweden is belast met btw.
15 B. Terra en J. Kajus, A guide to the European VAT directives, IBDF, 2011, par. 15.4, geven aan dat de vrijstelling bij invoer voor goederen waarvan de levering in het binnenland in elk geval is vrijgesteld de externe neutraliteit van de omzetbelasting garandeert.
16 Het Europees Parlement, noch het Economisch en Sociaal Comité stelden wijzigingen voor in artikel 15 van het Voorstel. Zie de Resolutie houdende advies van het Europees Parlement inzake het Voorstel, PB 1974 C40 en het advies van het Economisch en Sociaal Comité aangaande het Voorstel, PB 194, C139. Ook in het zogenoemde Notenboom-rapport (Verslag namens de Commissie voor de begrotingen nopens het voorstel, PE 35.687 def., Document 360/73) is niets vermeld over de vrijstelling van artikel 15, lid 1, van het Voorstel, dan wel een wijziging daarvan.
17 Ingetrokken bij besluit van 13 november 2007, nr. CPP2007/1150M, V-N 2007/58.27.
18 B.J.M. Terra, Omzetbelasting bij grensoverschrijdend verkeer, FED, Deventer, 1984, blz. 194-195. Terra bepleit overigens (a.w., blz. 196) om van binnenlandse vrijstellingen uit te sluiten leveringen die geen specifiek binnenlands karakter dragen. Indien bepaalde leveringen uitdrukkelijk als 'merit goods' dienen te worden aangemerkt - en, aldus Terra, wellicht vallen tandtechnische werken hieronder - valt eerder het nultarief te overwegen.
19 Van 1 januari 1969 tot en met 31 juli 1985 luidde artikel 21 van de Wet: "De in de artikelen (...) van het Tariefbesluit 1960 (Stb. 30) geregelde vrijstellingen van invoerrecht zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat, indien in die bepalingen sprake is van het grondgebied van Nederland, België en Luxemburg, in de plaats daarvan wordt gelezen: het grondgebied van Nederland."
20 De bij de geciteerde passage behorende voetnoot heb ik niet opgenomen.
21 K.M. Braun e.a., Cursus Belastingrecht (Omzetbelasting) Gouda Quint, Deventer,losbladig, par. 3.3.2.b.
22 Daarover valt te twisten, ik verwijs naar mijn dissertatie, Bancaire en financiële prestaties in de Europese btw, Kluwer, Deventer, 1992, blz. 74-75.
23 Dat wil zeggen buiten het (btw-)gebied van de Unie als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de btw-richtlijn.
24 Vgl. artikel 3a van de Wet.
25 In voorkomende gevallen: de belasting die op de voet van artikel 3, lid 3, aanhef en onderdeel b, van de Wet is verschuldigd (het 'oude' artikel 3, lid 1, aanhef en onderdeel h). In dit kader valt bovendien op te merken dat andere prothesen dan tandprothesen gewoon in de heffing worden betrokken - zij het vaak naar het verlaagde tarief. Ik verwijs in dit kader naar het arrest van het HvJ van 23 februari 1988, Commissie/Verenigd Koninkrijk, 353/85, waarin het HvJ oordeelde dat de in het Verenigd Koninkrijk toegepaste vrijstelling voor leveringen in het kader van medische dienstverlening (bijvoorbeeld van brillen met correctieglazen) strijdig was met de Zesde richtlijn. In zoverre acht ik de vrijstelling in het binnenlands verkeer voor de levering van tandprothesen een wat vreemde eend in de bijt.
26 Gezien de derde overweging van de considerans van de btw-richtlijn (in een voetnoot bij punt 2.2 aangehaald) moet ervan uit worden gegaan dat het bepaalde in artikel 140 van de btw-richtlijn ondanks de tekstuele verschilletjes niet afwijkt van hetgeen onder de werking van de Zesde richtlijn in artikel 28 quater, B, aanhef en onder a en b, was geregeld.
27 MvH: onderdeel d van artikel 14, lid 1, ziet op de definitieve invoer van goederen waarvoor een andere douanevrijstelling geldt dan die bedoeld in het gemeenschappelijk douanetarief, onderdeel g ziet op de invoer van goederen in - kort gezegd - het diplomatieke verkeer.
28 Kamerstukken II 1991/92, 22 712, nr. 3, blz. 51 en 52.
29 Dat wil zeggen de periode 1 december 1997 - 1 januari 2008, zie punten 2.4 - 2.5 van deze bijlage.
30 Hoge Raad 3 april 2009, nr. 43446, LJN BC1585, BNB 2009/136, punt 3.4
31 Ik verwijs hier naar mijn conclusie van 10 december 2007 voor het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2009, nr. 43446, LJN BC1585, BNB 2009/136, waarin ik nog betoogde dat de vrijstelling niet van toepassing zou zijn. In dezelfde zin redactie V-N in haar aantekening bij het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2009, nr. 43446 in V-N 2009/16.17. D.B. Bijl, M.E. van Hilten en D.G. van Vliet, Europese BTW en Nederlandse omzetbelasting: de EG-richtlijnen inzake omzetbelasting en hun betekenis voor de Nederlandse praktijk, Kluwer, Deventer, 2001, blz. 333 en M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer Deventer, 2010, blz. 418 en 419, laten de intracommunautaire verwerving van tandprothesen buiten hun beschouwing.
32 Ik citeer vraag 5 en de beantwoording van de Staatssecretaris van Financiën: "Vraag 5: Heeft de Europese Commissie zich reeds over deze kwestie uitgelaten? Antwoord op vraag 5: Nee. Wel heeft de Europese Commissie vragen over de hiervoor geschetste kwestie gesteld en loopt hierover een discussie met de Europese Commissie, waarbij de Europese Commissie er vanuit gaat dat Nederland een vrijstelling moet verlenen voor verwervingen van tandprothesen, die geleverd worden vanuit een andere lidstaat door tandtechnici of tandartsen."
33 Tenzij die lidstaat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het verschaffen van tandprothesen te belasten (zie punt 2.6). Indien de lidstaat van aankoop gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de levering van tandprothesen te blijven belasten, vindt overigens ook geen verwerving in de lidstaat van aankomst (i.c. Nederland) plaats
34 Doch, uiteraard wel van een leverancier die belastingplichtige is.
35 Uit het hierna te bespreken arrest van het HvJ van 7 december 2006, Eurodental, C-240/05, V-N 2007/2.17, punten 37 en 41 volgt dat de binnenlandse vrijstelling vóór het nultarief gaat. Het HvJ overwoog daarin dat een handeling die binnen een lidstaat is vrijgesteld op grond van artikel 13A, lid 1, onder e, van de Zesde richtlijn (i.e. de vrijstelling voor de levering van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici), geen recht op aftrek geeft, ook al gaat het om een intracommunautaire handeling.
36 Dat neemt uiteraard niet weg dat in de vergoeding die de derdelandse tandtechnicus berekent mogelijk wel 'derdelands' omzetbelasting verscholen is.
37 In dit verband verwijs ik naar de arresten van het HvJ van 5 mei 1982, Gaston Schul I, 15/81, BNB 1982/225, m.nt. Tuk, van 21 mei 1985, Gaston Schul II, 47/84, BNB 1986/1 m.nt. Ploeger, van 7 september 1999, Gregg en Gregg, C-216/97, BNB 1999/395 m.nt. Van Hilten en het arrest van 10 november 2011, Rank Group, C-259/10 en C-260/10, V-N 2011/62.20.
38 MvH: bedoeld zijn de artikelen 12 en 13 van het EEG-verdrag. Deze bepalingen zijn bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam vernummerd tot artikel 25 EG.
39 MvH: bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam (1 mei 1997) is dit artikel vernummerd tot artikel 90.
40 Vergelijk HvJ 11 juni 1992, Sanders Adour, gevoegde zaken C-149/91 en C-150/91, punt 19.
41 In punt 30 van dit arrest overwoog het HvJ: "Wat de verenigbaarheid van een dergelijke heffing met artikel 95 van het Verdrag betreft, zij er in de eerste plaats aan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak het gemeenschapsrecht bij de huidige stand van zijn ontwikkeling weliswaar niet in de weg staat aan de vrijheid van iedere lidstaat om aan de hand van objectieve criteria, zoals de aard van de gebruikte grondstoffen of de toegepaste productieprocédés, voor bepaalde producten, zelfs indien deze gelijksoortig zijn in de zin van artikel 95, eerste alinea, van het Verdrag, een stelsel van gedifferentieerde belastingheffing in te voeren, doch dat dergelijke differentiaties zich slechts met het gemeenschapsrecht verdragen wanneer zij gericht zijn op de verwezenlijking van oogmerken die eveneens met de vereisten van het Verdrag en van het afgeleide recht verenigbaar zijn, en wanneer in de uitvoeringsbepalingen iedere rechtstreekse of indirecte discriminatie van importen uit andere lidstaten of iedere vorm van bescherming van concurrerende nationale producties wordt vermeden.".
42 Hier zij (nogmaals) verwezen naar het arrest van het HvJ van 7 december 2006, Eurodental, C-240/05, V-N 2007/2.17, punten 37 en 41, waar het HvJ overwoog dat een handeling die binnen een lidstaat is vrijgesteld op grond van artikel 13A, lid 1, onder e, van de Zesde richtlijn geen recht op aftrek geeft, ook al gaat het om een intracommunautaire handeling.
43 MvH: te weten de intracommunautaire levering door een tandtechnicus, welke levering in het desbetreffende binnenland (Luxemburg) zou zijn vrijgesteld. Zie ook punt 5.3.
44 MvH: in de Engelse tekst van het arrest: 'in any event', in het Frans: 'en tout état de cause' en in het Duits: 'in jedem Fall'.
45 Of tandprothesen uit een andere lidstaat die van de overgangsmaatregel van bijlage X, deel A, onder 1, bij de btw-richtlijn gebruik heeft gemaakt.
46 Hoewel het HvJ het in zijn arrest niet vermeldt, ga ik er van uit dat Eurodental (in Luxemburg) als tandtechnicus werd aangemerkt. Zou dat niet het geval zijn, dan zou immers (zie ook de aanhaling van de Luxemburgse nationale wet in punt 15 van het arrest), de levering van tandprothesen door Eurodental in het binnenland niet zijn vrijgesteld.
47 Blijkens het arrest repareerde Eurodental ook tandprothesen voor Duitse klanten. Deze dienstverlening laat ik hier verder buiten beschouwing.
48 Zie het arrest Eurodental, punt 51 en het daarin vermelde arrest van het HvJ van 13 juli 2000, Idéal Tourisme, C-36/99, NTFR 2000, 1068 m.nt. Perié, punt 38.
49 Ik vermoed - maar in het arrest komt dat niet uit de verf - dat de gehanteerde structuur gekozen was om te bewerkstelligen dat de Engelse 'tak' van het (deels vrijgestelde) RBS-concern, btw-vrije auto's tot haar beschikking kon krijgen. RBS-Deutschland had, zo staat vast, zelf geen vestiging (vaste inrichting) in Duitsland. Zie ook U. Wilke, Fraus legis europaea - §43 AO im Unionsrecht, UstR 24/2011, blz. 925-931 op blz. 929 lk.
50 In geval van misbruik van recht zou dit anders kunnen zijn, maar - zoals ook uit het arrest RBS Deutschland volgt - van misbruik is geen sprake indien de betrokken handelingen zijn verricht tussen twee partijen die juridisch niet met elkaar verbonden zijn en waarbij die handelingen niet kunstmatig waren en in het kader van normale handelstransacties worden verricht (zie punten 50-54 van het arrest RBS Deutschland).
51 In dit kader merk ik op dat ik uit het beroepschrift in cassatie van de Minister in de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2009, nr. 43446 (opgenomen in BNB 2009/136) c.q. de feiten in punt 2.2 van mijn conclusie voor dat arrest afleidde dat in Zweden de levering van tandprothesen (ook) belast is met omzetbelasting en dat in de procedure die tot die zaak heeft geleid, de Zweedse intracommunautaire leverancier de btw op de daar in geding zijnde tandprothesen in aftrek had gebracht. Dat deed niet eraan af dat de verwerving in Nederland - onder de wet zoals deze tot 1 januari 2008 luidde - naar het oordeel van de Hoge Raad was vrijgesteld. In die zaak oordeelde de Hoge Raad overigens zonder de Zweedse wetgeving als zodanig mee te wegen.
52 MvH: zie 4.18 van deze bijlage.
53 Bij mij komt ook de - nog minder neutrale - term 'van twee walletjes eten' op.
54 MvH: te weten dat ook de leveringen van tandprothesen door niet-tandtechnici van omzetbelasting waren vrijgesteld.
55 MvH: hier moet 'bewerkstelligen' bedoeld zijn.
56 Meer precies: artikel 3, lid 1, van richtlijn 92/80/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op andere tabaksfabrikaten dan sigaretten, PB L 316, blz. 10.
57 Zie ook de conclusie van mijn ambtgenoot P.J. Wattel van 25 februari 2004, voor het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2005, nr. 39344, LJN AO7684, BNB 2006/237 m.nt. Van Kesteren.
58 Het ging om de vraag of recht op aftrek bestond ondanks de (mogelijk in strijd met de Zesde richtlijn zijnde) Zweedse vrijstelling voor de overdracht van vertoningsrechten voor films.
59 Zie ook T. Perié in haar noot op HR 5 oktober 2007, nr. 39344, NTFR 2007/1882.
60 Sinds 1 januari 2011 (wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de implementatie van de Richtlijn 2009/162/EU van de Raad van 22 december 2009 tot wijziging van enkele bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (implementatie Technische Herzieningsrichtlijn) Stb. 2010, 842) kan een gemengd zakelijk-privé gebruikt onroerend goed dat deel uitmaakt van het zakelijke vermogen van een ondernemer niet meer volledig zakelijk worden geëtiketteerd. Zie ook Kamerstukken II, 2009/10, 32 400, nr. 3, blz. 1-3.
61 Op grond van de Wet werd, kort gezegd, door beperking van de aftrek bewerkstelligd dat privégebruik niet belastingvrij plaatsvond.
62 MvH: gedoeld wordt op artikel 169, onder a, van de btw-richtlijn.
63 MvH: bedoeld zal zijn 'asymmetrisch'.
64 Aantekening bij het arrest VDP, V-N 2007/6.21.
65 Anders overigens Wattel in zijn conclusie van 25 februari 2004 voor het arrest van 10 november 2005, nr. 39344, LJN AO7684, BNB 2006/237 m.nt. Van Kesteren.