1 Brief IGZ aan klager d.d. 26 juni 2009, gepubliceerd op internet (www.igz.nl). Het bevel is verlengd: nieuwsbericht IGZ van 6 juli 2009 (www.igz.nl/actueel).
2 Brief van de rechter-commissaris d.d. 18 april 2011, p. 3, gehecht aan het klaagschrift.
3 Schriftelijke conclusie van de Officier van Justitie ten behoeve van de zitting in raadkamer van 10 mei 2011, zoals gehecht aan het proces-verbaal van die zitting, onder 4 en 5.
4 Officier van Justitie in raadkamer van 10 mei 2011; zie p. 1 en 2 van het proces-verbaal van de zitting in raadkamer van 10 mei 2011.
5 De met onderhavige zaak samenhangende zaak 11/03125B (geen schriftuur ingediend).
6 Brief van de rechter-commissaris van 18 april 2011 aan de Officier van Justitie en de raadslieden van klager.
7 P. 3 van de bestreden beschikking.
8 Art.1 Besluit van 16 november 1998, houdende Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid (Stb. 1998, 646).
9 Bij art. 2 Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectie voor de Gezondheidszorg 2010, in werking getreden 22 augustus 2010, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar de personen, werkzaam in de functie van rechercheur, senior rechercheur, inspecteur, toezichtmedewerker, programmamedewerker en hoofd bureau Opsporing in dienst van de Inspectie voor de Gezondheidszorg bij het Staatstoezicht op de Volksgezondheid.
10 Art.1 van het Besluit van 17 november 1995/nr. PAO/BOG-951530, Stcrt. 1995, nr. 231: de hoofdinspecteurs, de inspecteurs en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
11 Zie ook art. 125a Ambtenarenwet.
12 Kamerstukken II 1993-1994, 23 700, nr. 3, p. 148.
13 Kamerstukken II 2006-2007, 31 122, nr. 3, p. 3.
14 De Kwaliteitswet zorginstellingen, de Wet BIG en de Gezondheidswet.
15 Kamerstukken II 2006-2007, 31 122, nr. 3, p. 8, 9.
16 Handelingen Tweede Kamer 14 mei 2008 TK 83, p. 83-5852, 83-5857.
17 Handelingen Tweede Kamer 14 mei 2008 TK 83, p. 83-5871.
18 Kamerstukken II 2007-2008, 31 122, nr. 19, p. 2.
19 Kamerstukken II 2007-2008, 31 122, nr. 20.
20 Kamerstukken I 2008-2009, 31 122 C, p. 11.
21 Kamerstukken I 2008-2009, 31 122 C, p. 13.
22 Handelingen Eerste Kamer 26 mei 2009, p. 33-1534.
23 Handelingen Eerste Kamer 26 mei 2009, p. 33-1535.
24 Handelingen Eerste Kamer 26 mei 2009, p. 33-1536.
25 Kamerstukken I 2008-2009, 31 122, I, p. 3-5
26 Kamerstukken I 2008-2009, 31 122, J, p. 4, 5.
27 Handelingen Eerste Kamer 9 februari 2010, EK 18.
28 P. 18-779
29 P. 18-782
30 P. 18-783
31 Handelingen Eerste Kamer 9 februari 2010, EK 18, p. 18-804, 18-805.
32 Kamerstukken I 2009-2010, 31 122, K, p. 2
33 Handelingen Eerste Kamer 13 april 2010, EK 25, p. 25-1057.
34 Zie o.m. J.J.I. Verburg, Het verschoningsrecht van getuigen in strafzaken, H.D. Tjeenk Willink Groningen 1975, p. 1, J.B.M. Vranken, Het professionele (functionele) verschoningsrecht, preadvies NJV 1986, p. 13 en 18, Chrisje Brants en Taru Spronken, Het professionele verschoningsrecht: de arts, de advocaat en de journalist in de Nederlandse strafrechtpraktijk, p. 5 in Verschoningsrecht in het strafrecht van België en Nederland, preadviezen voor de Nederlands-Vlaamse Vereniging voor Strafrecht, 13 oktober 2006, Utrecht.
35 Zo ook HR 12 februari 2002, LJN AD 4402, NJ 2002, 440, m.nt. YB, rov. 3.4.
36 Volgens Reijntjes nam oude rechtspraak het eigen oordeel van de afgeleid verschoningsgerechtigde als uitgangspunt. Hij noemt HR 30 november 1927, NJ 1928 p. 265, en BRvC 8 november 1948, NJ 1949, 66. Aan het eerste arrest vallen mijns inziens niet de door Reijntjes bedoelde aanwijzingen te ontlenen. Overigens is deze rechtspraak achterhaald; zie hiervoor onder 35.
37 In dat geval, aldus Reijntjes, kiest de originaire verschoningsgerechtigde zelf zijn medewerkers en behoort hij hen te instrueren over de wijze, waarop hij wenst dat zij hem bijstand verlenen; dan gaat het uitsluitend om een kwestie tussen principaal en medewerker, waarin de justitiële autoriteiten zich niet hoeven, ja niet eens hebben te mengen.
38 Jaarverslag 2008, p. 68: In 2008 is hard gewerkt aan de totstandkoming van een samenwerkingsovereenkomst - binnen de wettelijke mogelijkheden - met het OM. Vooruitlopend op de vastlegging van de afspraken is al in de praktijk bezien of en hoe nauwere samenwerking door vaste contactpersonen en contactmomenten kan leiden tot betere afstemming van handhaving in bestuurlijke en strafrechtelijke zin.
39 Art. 1 lid 1 onder k: het Bureau: het Bureau Financieel Toezicht, bedoeld in artikel 110, eerste lid. Art 110 lid 1 luidt: Er is een Bureau Financieel Toezicht, dat gevestigd is te Utrecht. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid. Het Bureau houdt toezicht op de naleving door de notaris van de artikelen 23, 24 en 25, eerste lid en tweede lid, derde volzin, alsmede de verordeningen, bedoeld in artikel 18, tweede lid, en 24, derde lid, en de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 25, zevende lid. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
40 Kamerstukken II 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 8, 9.
41 Kamerstukken II 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 12.
42 In deze zin ook art. 22 Wwft: Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld verboden van gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze wet wordt geëist.
43 Kamerstukken I 2010-2011, 32 250, E, p. 13, 15.
44 Kamerstukken I 2010-2011, 32 250, E, p.15.
45 In Kamerstukken II 2010-2011, 32 382, nr. 9 wordt aangekondigd dat de regeling over het toezicht wordt opgenomen in een tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel 32 382 (en dus niet als afzonderlijk wetsvoorstel). Zie voorts Kamerstukken I 2010-2011, 32 250, E, p.17. Er is een wetsontwerp/nota van wijziging in consultatie gegeven. Vermeldenswaard is ook de visie van de staatssecretaris op het beroepsgeheim van met name de notaris, zoals opgenomen in Handelingen Tweede Kamer van 26 januari 2011, TK 44, p. 44-5-7 - 44-5-13. Voorts is in voorbereiding een wetsontwerp dat voorziet in een nieuwe uitzondering op de geheimhoudingsplicht ten behoeve van het verstrekken van informatie aan de belastingdienst en het openbaar ministerie (Handelingen Tweede Kamer van 26 januari 2011, TK 44, p. 44-5.10). Zie tenslotte art. 25 lid 8 Wet op het notarisambt, dat voorziet in een informatieplicht van gegevens van een derdenrekening.
46 Samenwerkingsprotocol Volksgezondheid tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar Ministerie (OM) van februari 2009, in werking getreden 1 maart 2009 voor een duur van twee jaar.
47 Ondertekend 4 april 2009.
48 Een blik achter de papieren muur leert (brief van klager aan de IGZ d.d. 7 september 2009) dat klager afschriften van 27 (van de onderhavige 32) patiëntendossiers aan de IGZ heeft doen toekomen.
49 Kamerstukken II 1985-1986, 19 522, nr. 3, p. 128.
50 HR 5 juli 2011, LJN BP6141, NJ 2011, 416, m.nt. J. Legemaate.
51 Zie hetgeen hiervoor onder 49 is vooropgesteld.
52 De door de IGZ overeenkomstig haar beleid op internet gepubliceerde brief aan klager waarbij deze wordt medegedeeld wat er bij de inspectie op 25 juni 2009 zoal aan tekortkomingen in zijn kliniek is geconstateerd, rept daar niet van en geeft daarvoor ook geen aanknopingspunten.
53 D.J. Harris e.a., Law of the European Convention on Human Rights, Oxford University Press 2009, tweede druk, p. 262.
54 Zie bijv. HR 21 oktober 2010, LJN BL0666, waarin de Hoge Raad van de Rechtbank verlangt de inhoud van de inbeslaggenomen documenten te beoordelen op schending van het nemo tenetur-beginsel en niet overweegt dat een beroep op schending van dat beginsel wel ter terechtzitting kan worden gedaan en reeds daarom het beklag had moeten worden afgewezen.
55 Zie bijvoorbeeld het in de vorige noot genoemde HR 21 oktober 2010, LJN BL0666.
56 Vgl. EHRM 17 december 1996, Appl. no. 43/1994/490/572 (Saunders v. the United Kingdom) par. 70.