Conclusie
1.Feitenen procesverloop
2.Bespreking van het cassatiemiddel
“bij wege van zelfstandige grief - los van haar gebrek aan draagkracht (…) -”verzocht
“de alimentatieverplichting bij haar berustend jegens de man vervallen te verklaren wegens wangedrag van de man”. Een verzoek van deze strekking was echter niet in het petitum van het verweerschrift opgenomen. In het petitum verzocht de vrouw in het principaal appel de verzoeken van de man tot vaststelling van partneralimentatie en verlaging van de kinderalimentatie af te wijzen, en in het incidenteel appel de door de man te betalen kinderalimentatie ten behoeve van de twee dochters op een hoger bedrag te bepalen (zie ook rov. 2.2 van de in cassatie bestreden beschikking). Bij akte (overgelegd bij brief van mr. Smits van 22 augustus 2012) heeft de vrouw haar stellingen over het aan de man verweten wangedrag uitgebreid onder verwijzing naar een op 2 augustus 2012 tussen partijen gewezen vonnis in kort geding. In het petitum van de akte heeft de vrouw
“bij aanvullende grief”het hof verzocht primair te verklaren voor recht dat de alimentatieplicht is geëindigd wegens wangedrag van de man, en subsidiair de alimentatiebijdrage te matigen.
“De vrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, wegens de grievende gedragingen van de man jegens haar, van haar niet kan worden gevergd dat zij een bijdrage in het levensonderhoud van de man betaalt”) en het slot van rov. 4.6 (
“Reeds op die grond zal het verzoek van de man tot het bepalen van een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud worden afgewezen”). Dat het hof het beroep van de vrouw op grievende gedragingen van de man (mede) als verweer met betrekking tot de door de man verzochte bijdrage in zijn levensonderhoud heeft opgevat, acht ik in het licht van de hiervóór (onder 2.3) besproken processtukken noch onjuist, noch onbegrijpelijk. Evenmin is rechtens onjuist of onbegrijpelijk dat het hof in de onderhavige alimentatieprocedure (mede) acht heeft geslagen op hetgeen de vrouw bij akte van 22 augustus 2012 in aanvulling op haar eerdere stellingen met betrekking tot de bedoelde gedragingen van de man heeft aangevoerd.
“wijst het meer of anders verzochte af”). In zoverre heeft de man bij de klacht van het onderdeel geen belang.
“de hierboven beschreven contacten”in rov. 4.6, negende en tiende regel, is het hof overigens uitgegaan van de in rov. 4.3 opgesomde brieven en e-mails van de man aan [betrokkene 1] en
“de CEO, CFO, bedrijfsjurist, en (partner van) aandeelhouders, lid/leden van de raad van commissarissen van Kiadis Pharma”;
“(i)n de vragen aan de aandeelhouders (…) de man (stelt) dat hij aan het onderzoeken is of de vrouw zichzelf de waarde van de optieregeling heeft toegeëigend in samenwerking met de Raad van Commissarissen van Kiadis Pharma.”;
“het inkomen van de vrouw in gevaar heeft gebracht”(rov. 4.6, vijfde regel van onder). Bovendien is gesteld noch gebleken (het middel noemt in elk geval geen vindplaats) dat de man gemotiveerd heeft betwist dat het brutosalaris van de vrouw bij Regenesance € 10.000,- per maand bedraagt [6] ;
“zijn familieproblemen in de door hem gevoerde sollicitatiegesprekken betrekt en dat daardoor opdrachtgevers of werkgevers afzien van een verbintenis met hem onder het motto “los eerst je familieproblemen op”; hierdoor werkt de man, nog steeds volgens het hof, zelf in de hand dat zijn kansen op een baan niet optimaal zijn. De door het hof bedoelde stellingen van de man zijn in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling (p. 3, eerste volle alinea) als volgt samengevat: