ECLI:NL:PHR:2012:BY3956
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen uitspraak administratieve rechter
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van de rechtbank te Arnhem, die zich bevoegd achtte in een geschil over sociale voorzieningen voor de (klein)kinderen van een voormalig lid van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). De eisers, die in Culemborg wonen, hadden in 2006 een verzoek ingediend bij de Minister van Buitenlandse Zaken om sociale voorzieningen toegekend te krijgen. Dit verzoek werd door de minister afgewezen, waarna de eisers bezwaar maakten. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard door de minister. Hierop hebben de eisers beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage, die de zaak doorverwees naar de rechtbank te Arnhem, omdat zij de bevoegde rechter achtte. De rechtbank te Arnhem verklaarde het beroep ongegrond, omdat er geen publiekrechtelijke grondslag was voor de gevraagde voorzieningen.
Eisers hebben vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, maar de Hoge Raad oordeelde dat zij niet bevoegd was om kennis te nemen van het beroep. De Hoge Raad stelde vast dat de uitspraak van de rechtbank te Arnhem als administratieve rechter was gedaan en dat er geen wettelijke basis was voor cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad concludeerde dat er zowel een formele als materiële vraag van bevoegdheid speelde. Formeel was de Hoge Raad bevoegd om het beroep in cassatie te ontvangen, maar materieel ontbrak de bevoegdheid om kennis te nemen van het beroep tegen de uitspraak van de administratieve rechter. Daarom werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.