ECLI:NL:PHR:2012:BY3954
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. F.F. Langemeijer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen uitspraak administratieve rechter
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van de rechtbank te Almelo, die zich bevoegd achtte om kennis te nemen van een beroep dat eiser had ingesteld tegen een besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiser, die sociale voorzieningen verzocht op basis van het dienstverband van zijn vader bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), kreeg te maken met een niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door de minister. De rechtbank te 's-Gravenhage had de zaak doorverwezen naar de rechtbank te Almelo, die op 1 juni 2007 oordeelde dat zij bevoegd was, omdat de vader van eiser geen militair ambtenaar was in de zin van de Militaire Ambtenarenwet 1931.
Eiser ging in cassatie bij de Hoge Raad, maar de Procureur-Generaal concludeerde dat de Hoge Raad niet bevoegd was om kennis te nemen van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat, hoewel het eerste lid van artikel 78 RO bepaalt dat de Hoge Raad kennis neemt van cassatieberoepen tegen vonnissen van rechtbanken, er een uitzondering geldt voor uitspraken van rechtbanken die als administratieve rechter optreden. In dit geval was de rechtbank te Almelo als administratieve rechter opgetreden, waardoor de Hoge Raad materieel niet bevoegd was om het beroep in cassatie te behandelen.
De Hoge Raad concludeerde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen wettelijke basis was voor de Hoge Raad om kennis te nemen van de uitspraak van de rechtbank in deze bestuursrechtelijke zaak. De conclusie van de Procureur-Generaal werd gevolgd, en het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard.