ECLI:NL:PHR:2012:BY3946
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak administratieve rechter over niet-ontvankelijkheid van verzoek om legitimatiebewijs
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van de rechtbank te Arnhem, die op 27 mei 2010 heeft geoordeeld dat zij bevoegd was om kennis te nemen van het beroep van eiser, maar uiteindelijk het verzoek om een legitimatiebewijs niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser, die stelt dat hij recht heeft op een Nederlands onderdaanschap, heeft in cassatie geklaagd over schending van het recht door de rechtbank. Hij betoogt dat de rechtbank de publiekrechtelijke grondslag voor de afgifte van het legitimatiebewijs heeft miskend en dat de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd was om de zaak te behandelen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank te Arnhem als administratieve rechter heeft geoordeeld en dat er geen wettelijke grondslag is die de Hoge Raad in staat stelt om kennis te nemen van het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de administratieve rechter. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat, hoewel de formele bevoegdheid aanwezig is om het beroep in cassatie te behandelen, de materiële bevoegdheid ontbreekt. Dit leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
De zaak is van belang voor de rechtspositie van voormalige militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en de vraag of zij aanspraak kunnen maken op een Nederlands onderdaanschap. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de bevoegdheden van de verschillende rechtbanken en de Hoge Raad in bestuursrechtelijke zaken.