1 De bestreden beschikking en het proces-verbaal vermelden 1974 als geboortejaar van betrokkene. In de inleidende verzoeken van de raadsman en de OvJ is 1976 genoemd.
2 Zoals in afschrift overgelegd. In eerste aanleg heeft verschil van mening bestaan over het tijdstip en de wijze waarop het besluit van de geneesheer-directeur ter kennis van betrokkene is gekomen. In cassatie is die kwestie niet meer aan de orde.
3 Zie de bestreden beschikking, blz. 2, en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, blz. 2.
4 De rechtbank verwees naar HR 17 februari 2006 (LJN: AU7514), BJ 2006/7 m.nt. H.E. Bröring, NJ 2008/367 m.nt. J. Legemaate.
5 De beslissing over het verzoek om schadevergoeding is in cassatie niet aan de orde gesteld en blijft verder onbesproken.
6 De bestreden beschikking relateert op blz. 2 de mededeling dat betrokkene "inmiddels weer met voorwaardelijk ontslag is". Verzoeker tot cassatie heeft zelf een afschrift van het besluit van de geneesheer-directeur tot voorwaardelijk ontslag d.d. 24 februari 2012 overgelegd.
7 Vgl. MvT, Kamerstukken II 2005-2006, 30 492, nr. 3, blz. 8; nota n.a.v. het verslag, Kamerstukken II 2006-2007, 30 492, nr. 7, blz. 25 - 26.
8 BJ 2004/3 m.nt. W. Dijkers en H.E. Bröring.
9 Hoewel de geneesheer-directeur, als het gaat om beslissingen als de onderhavige, wordt beschouwd als een 'bestuursorgaan' in de zin van art. 1 Algemene wet bestuursrecht, zijn de Awb-bezwaarprocedure en de beroepsgang bij de bestuursrechter uitgesloten: zie art. 8:5 Awb, in verbinding met de bijlage bij de Awb (de zgn. 'negatieve lijst'). Inmiddels staat de Wet Bopz in zijn geheel op de negatieve lijst.
10 De problematiek van primaire besluiten met een gebrek dat in een bezwaarschriftprocedure kan worden geheeld, waarna het bestuursrechtelijk beroep zich richt tegen het besluit op bezwaar en het primaire besluit hoogstens impliciet aan de orde komt (zie HR 19 december 2008, LJN: BF3257, NJ 2009/146 m.nt. M.R. Mok) is in Bopz-zaken niet aan de orde.
11 Een tussenbeslissing, waarbij het betrokken bestuursorgaan in de gelegenheid wordt gesteld een gebrek te herstellen: zie art. 8:51a - 8:51c Awb.
12 Zie naast de genoemde annotaties met name: A.H.J. Lennaerts, Het bestuursrechtelijk ABC van de Wet Bopz (en aanliggende kwesties), BJ Plus, 2005, die in par. 18 voor gevallen als het onderhavige (gedwongen opneming na voorwaardelijke machtiging) overeenkomstige toepassing van de Awb-uitspraakmodaliteiten bepleit. Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, losbl., uitgave SDU, art. 14d, aantek. C.2 (W. Dijkers); idem, art. 14e, aantek. C.3.
13 Gewijzigde inzichten, Rapport Evaluatiecommissie Wet Bopz, uitgave ministerie VWS 2007, blz. 116. In het kort stelde de evaluatiecommissie voor, de op het handelen van de geneesheer-directeur (en andere actoren in de verplichte ggz) van toepassing zijnde normen uit de Awb zoveel mogelijk in de nieuwe regelgeving voor onvrijwillige psychiatrische zorg zelf op te nemen.
14 Rapport Evaluatiecommissie Wet Bopz, uitgave ministerie VWS 2007, deel 5. De Algemene wet bestuursrecht en de Wet Bopz (J.C.J. Dute); citaat uit blz. 37-38.
15 Kamerstukken II 2009-2010, 32 399, nr. 2.
16 MvT, Kamerstukken II 2009-2010, 32 399, nr. 3, blz. 38 resp. blz. 12. Voor het standpunt van de regering in het aanhangige voorstel Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten: zie de MvT, Kamerstukken II 2008-2009, 31 996, nr. 3, blz. 77.
17 Zie nog: HR 19 februari 2010 (LJN: BL0012), BJ 2010/8 (art. 81 RO); Rb. Maastricht 1 juni 2011, LJN: BQ7230, JVggz 2011/35 m.nt. W. Dijkers, alwaar verdere vindplaatsen.
18 HR 16 maart 2007 (LJN: AZ3539), NJ 2007/378 m.nt. J. Legemaate, BJ 2007/14 m.nt. H.E. Bröring.
19 Wet van 9 oktober 2008, Stb. 421.
20 ABRvS 17 februari 2010 (LJN: BL4145), AB 2010/104 m.nt. J.G. Brouwer; ABRvS 21 juli 2010 (LJN: BN187), AB 2010/246 m.nt. J.G. Brouwer.
21 Het lijkt alsof W. Dijkers aan het slot van zijn noot in JVGGZ 2011/35 het accent anders legt, maar misschien is dat slechts mijn interpretatie.