ECLI:NL:PHR:2012:BX4293

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
4 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03270
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

Nr. 11/03270
Mr. Knigge
Zitting: 29 mei 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft bij arrest van 18 maart 2011 verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
2. Tegen deze uitspraak is door de Advocaat-Generaal bij het Hof cassatieberoep ingesteld.
3. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal bij het Hof, mr. H.H.J. Knol heeft een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof door te oordelen dat de busstrook een essentieel onderdeel van de tenlastelegging vormt en door vervolgens, omdat het dit onderdeel niet bewezen achtte, de verdachte van het gehele tenlastegelegde feit vrij te spreken, de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten, althans de verdachte heeft vrijgesproken op gronden die deze beslissing niet kunnen dragen.
4.2. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 04 mei 2009, te Delfzijl, gemeente Delfzijl, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Zwet en/of het parallel aan die weg gelegen fietspad en/of de parallel aan die weg gelegen busstrook, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, komende vanaf een aan die Zwet gelegen zijweg het parallel aan die Zwet gelegen fietspad op te rijden en/of met dat door hem bestuurde voertuig de vrije doorgang over dat fietspad te blokkeren en/of (vervolgens) dat voertuig (door de berm) richting en/of over die busstrook te sturen en/of (vervolgens) dat voertuig vanaf die busstrook in de richting van het fietspad te sturen en/of (daarbij) dat voertuig op zodanige wijze te besturen en/of te beremmen dat hij, verdachte, de controle over dat door hem bestuurde voertuig is verloren, althans waardoor dat voertuig door die berm is gegleden en/of gereden, waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding tussen dat door hem bestuurde voertuig en een bromfietser is ontstaan, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) breuk van de enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij op of omstreeks 04 mei 2009, te Delfzijl, gemeente Delfzijl, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Zwet en/of het parallel aan die weg gelegen fietspad en/of de parallel aan die weg gelegen busstrook, komende vanaf een aan die Zwet gelegen zijweg het parallel aan die Zwet gelegen fietspad is opgereden en/of met dat door hem bestuurde voertuig de vrije doorgang over dat fietspad heeft geblokkeerd en/of (vervolgens) dat voertuig door de berm richting en/of over die busstrook heeft gestuurd en/of (vervolgens) dat voertuig vanaf die busstrook in de richting van het fietspad heeft gestuurd en/of (daarbij) dat voertuig op zodanige wijze heeft bestuurd en/of beremd dat hij de controle over dat door hem bestuurde voertuig is verloren, althans waardoor dat voertuig door die berm is gegleden en/of gereden, waardoor, althans mede waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding tussen dat door hem bestuurde voertuig en een bromfietser is ontstaan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd."
4.3. Het Hof heeft de verdachte van het hem tenlastegelegde vrijgesproken en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Verdachte wordt op grond van primair artikel 6, subsidiair artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 voor zover hier van belang verweten dat hij met zijn voertuig het parallel aan het Zwet gelegen fietspad in is gereden, de vrije doorgang van dat fietspad heeft geblokkeerd, het voertuig door de berm in de richting van de busstrook heeft gestuurd en vervolgens vanaf die busstrook in de richting van het fietspad heeft gestuurd en zodanig heeft geremd of gestuurd dat hij de controle over het voertuig heeft verloren dan wel door de berm is gegleden of gereden, waardoor een aanrijding is veroorzaakt.
In de tenlastelegging is na het verweten feit opgenomen dat daarin gebruikte termen en uitdrukkingen, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht worden in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
De term 'busstrook' wordt in artikel 1 van de (op de Wegenverkeerswet 1994 gebaseerde) Regeling Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 gedefinieerd als: door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop het woord 'BUS' of 'LIJNBUS' is aangebracht.
De advocaat-generaal heeft - ter zitting daarnaar gevraagd - aangegeven dat er in de onderhavige zaak geen andere betekenis wordt toegedicht aan het door de steller van de tenlastelegging gehanteerde begrip 'busstrook'.
Ter zitting en op grond van de inhoud van het dossier is aannemelijk geworden dat er ter plaatse geen sprake was van een busstrook als vorenbedoeld.
Gelet op het hiervoor beschrevene valt niet te bewijzen dat verdachte op of in de richting van een busstrook heeft gereden. De tenlastelegging is voorts zodanig opgesteld, dat de busstrook - in de keten van beschreven handelingen - een essentieel onderdeel van de tenlastelegging vormt. Weglating van dit onderdeel is derhalve niet mogelijk. Op grond daarvan valt zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde niet te bewijzen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken."
4.4. Het Hof heeft aan de in de tenlastelegging voorkomende term "busstrook" dezelfde betekenis toegekend als daaraan in art. 1 RVV 1990 wordt gegeven. Ik stel voorop dat een nadere, meer feitelijke uitleg van deze term voorstelbaar is, maar dat de door het Hof gegeven uitleg binnen de grenzen blijft van de aan de feitenrechter toekomende ruimte om de tenlastelegging naar eigen inzicht te interpreteren. De vraag is of het feit dat het bedoelde gedeelte van de rijbaan een busstrook was in de zin van art. 1 RVV 1990 een essentieel onderdeel van de tenlastelegging vormt. Mijns inziens is dat niet het geval, maar gaat het om een niet relevante "bijkomstige specificatie".(1) De tekst van de tenlastelegging ondersteunt deze lezing, nu gezien het herhaalde gebruik van "en/of" niet essentieel is dat de verdachte op het betreffende weggedeelte is terechtgekomen. Op dat laatste wijst het middel terecht.
4.5. Ik merk daarbij nog het volgende op. Het Hof was blijkens zijn hierboven weergegeven overwegingen kennelijk van oordeel dat het slechts mocht "strepen" in de tenlastelegging en dat een vrijspraak daarom onvermijdelijk was. Dat oordeel lijkt mij om twee redenen niet juist. Door de al gememoreerde "en/of's" was rigoureus strepen mogelijk. Zelfs als het Hof niet bewezen zou hebben geacht dat de verdachte, nadat hij komende uit de zijweg het fietspad was opgereden, met zijn auto door de berm is gereden en vervolgens terecht is gekomen op een gedeelte van de rijbaan (dat in de tenlastelegging met busstrook was aangeduid) en vervolgens weer richting het fietspad is gedraaid, had het wegstrepen van deze feitelijke toedracht een gave bewezenverklaring opgeleverd. Wat dan in elk geval overblijft, is namelijk dat verdachte rijdende over de Zwet een verkeersongeval heeft veroorzaakt
"door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, komende vanaf een aan die Zwet gelegen zijweg het parallel aan die Zwet gelegen fietspad op te rijden en (daarbij) dat voertuig op zodanige wijze te besturen en/of te beremmen dat hij, verdachte, de controle over dat door hem bestuurde voertuig is verloren, waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding tussen dat door hem bestuurde voertuig en een bromfietser is ontstaan[enz.]".
De tweede reden waarom het genoemde oordeel van het Hof mijns inziens onjuist is, is van meer belang. Die reden is dat de opvatting dat in een tenlastelegging enkel gestreept mag worden, zelf onjuist is. Dat de rechter moet oordelen op grondslag van de tenlastelegging wil zeggen dat hij niet meer of niet iets (wezenlijk) anders mag bewezen verklaren dan is tenlastegelegd. Het gaat daarbij om een inhoudelijke vergelijking tussen de tenlastelegging en de bewezenverklaring. Als de rechter met andere (eigen) woorden bewezen verklaart wat is tenlastegelegd, verklaart hij niet iets anders bewezen. Anders gezegd: de rechter is aan de inhoud van de tenlastelegging gebonden, niet aan de tekst ervan. Daarom had het Hof in dit geval de term busstrook eenvoudig kunnen vervangen door de term rijbaan. Daardoor zou inhoudelijk gezien niet iets (wezenlijk) anders zijn bewezenverklaard. Het verschil met de tenlastelegging is zelfs kleiner dan het geval is als wordt gekozen voor rigoureus strepen. Daardoor gaat immers de gehele feitelijke toedracht verloren.
4.6. Het middel is terecht voorgesteld.
5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
1 Vgl. D.H. de Jong, De macht van de telastelegging in het strafproces (diss. Groningen), Arnhem: Gouda Quint 1981, p. 101-102.