ECLI:NL:PHR:2012:BW5330
Parket bij de Hoge Raad
- W. Wuisman
- Rechtspraak.nl
Uitleg van de garantieverklaring en de Haviltexmaatstaf in het kader van onverschuldigde betalingen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen ABN AMRO Bank N.V. en Atropa Belladonna B.V. over de rechtsgeldigheid van een Corporate Guarantee en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De feiten zijn als volgt: In 2001 heeft [betrokkene 1], als directeur van Atropa, aandelen verkocht aan Stichting Rosa Mundi, die een krediet van € 186.050,- van ABN AMRO Curaçao ontving. In de daaropvolgende jaren zijn er verschillende garanties en kredietfaciliteiten verstrekt, waarbij de Corporate Guarantee van Atropa een centrale rol speelt. In 2006 ging de kredietfaciliteit over naar First Caribbean International Bank (FCB), wat leidde tot vragen over de geldigheid van de Corporate Guarantee van Atropa.
De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van Atropa afgewezen, maar het hof Leeuwarden oordeelde in zijn arrest van 25 januari 2011 dat ABN AMRO onterecht een beroep deed op de Corporate Guarantee, omdat deze was uitgewerkt na de overgang van de lening aan FCB. ABN AMRO ging in cassatie, waarbij zij stelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de Corporate Guarantee geen rechtsgrond bood voor de afboeking van € 220.000,- van de rekening van Atropa.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de Corporate Guarantee niet alleen op basis van de bewoordingen heeft beoordeeld, maar ook de context en omstandigheden heeft meegewogen. De Hoge Raad concludeert dat het hof terecht heeft geoordeeld dat er geen rechtsgrond was voor de vordering van ABN AMRO en dat de Corporate Guarantee geen betekenis meer had na de overgang van de lening naar FCB. De conclusie van de Hoge Raad is dat het bestreden arrest van het hof moet worden vernietigd.