ECLI:NL:PHR:2012:BU9887
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan ondertekening door advocaat
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de gefailleerde. De gefailleerde was eerder op verzoek van de verwerende partijen in staat van faillissement verklaard door de rechtbank te Utrecht op 6 september 2011. Vervolgens heeft de gefailleerde op 12 september 2011 hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, maar werd bij arrest van 20 oktober 2011 niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Op 25 oktober 2011 heeft de gefailleerde, vertegenwoordigd door een advocaat uit Utrecht, beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. Echter, het cassatieverzoekschrift voldeed niet aan de vereisten van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit gebrek had binnen twee weken hersteld kunnen worden door een correct ondertekend exemplaar in te dienen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor kon de gefailleerde niet worden ontvangen in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de gefailleerde in zijn cassatieberoep.