ECLI:NL:PHR:2012:BU7630
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Strafmotivering en de bevoegdheid van de rechter bij tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de strafmotivering van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 14 april 2010 een verdachte had veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De verdachte had over een periode van twee jaar zijn aangifte voor de inkomstenbelasting niet tijdig gedaan, wat resulteerde in een benadelingsbedrag van € 184.729. Het Hof had in zijn motivering aangegeven dat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de vorm van elektronische detentie zou worden tenuitvoergelegd, maar de vraag was of het Hof hiermee een bindende beslissing had genomen over de wijze van tenuitvoerlegging.
De Hoge Raad oordeelde dat de strafrechter weliswaar een niet-bindend advies kan geven over de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf, maar niet bevoegd is om bindend te beslissen over de wijze van tenuitvoerlegging. De overweging van het Hof dat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de vorm van elektronische detentie zou worden uitgevoerd, werd niet als een bindende beslissing beschouwd. De Hoge Raad concludeerde dat de strafmotivering van het Hof niet begrijpelijk was, omdat het Hof enerzijds een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegde, maar anderzijds stelde dat de verdachte niet naar de gevangenis moest. Dit leidde tot de conclusie dat de strafmotivering niet zonder meer begrijpelijk was.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het bestreden arrest van het Hof diende te worden vernietigd en dat de zaak terug moest worden verwezen naar het Gerechtshof Arnhem voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad benadrukte het belang van een duidelijke en begrijpelijke strafmotivering, vooral in het licht van de rechten van de verdachte en de noodzaak voor transparantie in de rechtspraak.